Levie Sluijzer werd op 6 april 1943 gedeporteerd van Westerbork naar Sobibor. Hij sprak met zijn achterblijvende broer af om een briefje aan de onderkant van zijn wagon te verstoppen. De broers wisten dat dezelfde treinen heen en weer reden. Broer Mozes overleefde de oorlog en bewaarde het onthutsende verslag uit de eerste hand. In het boek Vernietigingskamp Sobibor van Jules Schelvis wordt deze geschiedenis uitgebreid beschreven. Het originele briefje maakt deel uit van het Westerbork-archief (Coll. 250i – inv.nr 1075) van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies.
Transcriptie:
Eerste dag van de reis was al verschrikkelijk. De wagon was tjokvol. Wanneer iemand van de wc gebruik moet maken moet hij over anderen heen klimmen. Vooral voor de zieken is het enorm lastig wanneer die uit de bedden geholpen moeten worden. De stemming is nu al vreselijk, iedereen kift en maakt ruzie. Wanneer de deur dicht is, stinkt het ontzettend en erg benauwd. De deur open, dan tocht het erg. We zitten in pikdonker. ‘s Nachts is het niet uit te houden van de kou. Het is een ontzettende nacht en wanneer we ‘s morgens de deur open maken blijkt dat het hier hartje winter is. eerst komen we krijgsgevangenen tegen. Russen die vriendelijk dag wuiven. De natuur is prachtig. Later op de morgen zien we Joden op de trambaan. Waarschijnlijk Poolse want er staat een P op. Ze zien er behoorlijk uit. ‘s Morgens wordt er door de Groene gevraagd of er soms een paar verrekt zijn en inderdaad, er zijn twee Joden door kou en ellende omgekomen. Ze worden in de bagagewagen geplaatst. Ze rekenen schijnbaar op doden. Maar anderzijds, gezien het lichte werk wat de Poolse Joden doen zie ik het niet zwart in. Inmiddels komen we in warmere omgeving en knappen we wat op. Vele van ons zijn geradbraakt want de banken zijn keihard en door alle naden tocht het. In Duitsland hebben we vele gedeelten gebombardeerd gezien, en eindeloze weilanden maar zonder vee. Dag en nacht wordt doorgereden. Vele Franse krijgsgevangenen hebben we gezien, ook in kampen. Op het station in Hannover kreeg iedere trein een melkketel water. De kruiers (witkielen) waren Joden. De vele kleren die wij aan hebben zijn hard nodig, want ‘s nachts is het bar koud. ‘s Middags komen we in de buurt van Breslau waar we een aantal Nederlandse Joden op het land zien werken. Die waren al negen maanden weg, want Broeks is daar ook bij. Ze wezen op hun mond ten teken dat ze honger hadden maar wij konden ze niets opgooien want er waren Groenen bij. Tegen de avond worden we allemaal een beetje gaar want de banken zijn keihard en doen ons geweldig pijn. Geslapen hebben we niet. De Groenen zijn erg voorkomend en vriendelijk. Valt best mee. Aan de vele stations geven zij ons water en ook brood met worst en jam. Breslau gepasseerd. Allemaal kale vlakten. De nacht is gelukkig voorbij want die zijn erg. Over al komt tocht door en nergens kan je slapen. We zijn allen doodop. Toch is de Joodse humor niet te verslaan, want ondanks alle ellende worden er geintjes gemaakt.
Tegen de morgen staan we stil. Het lijkt dat de spoorlijnen gebombardeerd zijn en we moeten omrijden, dus zal de reis veel langer duren. Ik zie als een berg op tegen de derde nacht want al die tijd zijn we niet uit de kleren geweest, niet gewassen, niets warms gegeten of gedronken. Het is meer als erg. We zien nu op vele plaatsen krijgsgevangenen weken zoals stenen bikken, karren voortduwen enzovoorts onder leiding van Duitse soldaten. De omgeving is prachtig, enorme bergen met bossen begroeid en eindeloze landvlakten. Het is opmerkelijk dat we zo weinig mensen zien en vee helemaal niet. Trouwens, Polen ziet er helemaal armoedig uit. Bij informatie bij Poolse boer blijkt dat we 100 kilometer van Lublin af zijn, dus vanavond zijn we er. Wij hebben er 3 dagen en 2 nachten over gedaan, een bloedreis. De Poolse boer zei dat de Joden neergeschoten waren. Wij hopen op een beter lot. Van dorst geen last gehad want op de stations mochten we melkbussen met water vullen.
PS: stop met die kaarten voor pakketten, is nep, want we kregen niets. Vinder van deze brief moet hem afgeven.
M.S. Barak 69 Westerbork. Geef de groeten aan Moeder.