Dit jaar is de penning uitgereikt aan Ivar Schute (1966) voor zijn werk als archeoloog met bijzondere aandacht voor- en specialisatie in de kampen uit WOII. Hij schreef hierover recent een boek ‘In de schaduw van een Nachtvlinder’, uitgegeven bij Prometheus, waarin hij zijn persoonlijke ervaringen deelt met het grote publiek.
Ivar werkte o.a. mee aan de opgravingen van de gaskamers in Sobibor en heeft op allerlei manieren hier steeds publiekelijk aandacht voor gevraagd. Sobibor is na de opstand in oktober ’43 door de Duitsers met de grond gelijk gemaakt opdat niemand zou weten wat daar gebeurd was.
Nu staat er op het terrein een nieuw Herinneringscentrum waarin bodemvondsten een belangrijke plaats innemen om het verhaal te vertellen. Ivar heeft daar in grote mate aan bijgedragen en zich bovendien steeds ingespannen nabestaanden te informeren, wanneer er artefacten gevonden werden waarop namen van personen zichtbaar waren.
Zijn persoonlijke betrokkenheid bij zijn werk en de vragen die hij zichzelf hierover stelt, dwingen respect en bewondering af; graven in een zo pijnlijk en tragisch verleden gaat niemand in de koude kleren zitten, aldus Schute: bodemvondsten vertellen hun eigen verhaal en kunnen als complementair gezien worden aan wat we weten uit de geschiedenis. Dat daar blijvend aandacht aan moet worden besteed, daar staat hij voor.
Stichting Sobibor reikte hem de penning en het bijbehorende bedrag van €500,- uit tijdens een gastcollege dat hij gaf op dinsdag 24 november aan studenten van het University College Utrecht.