Je bent pas vergeten, als we je naam niet meer noemen.’ Het is zondagmiddag 12 juni als bezoekers, genodigden, passanten, nabestaanden en anderen na twee jaar weer samenkomen voor de herdenking van de kindertransporten, jaarlijks rond 6 en 7 juni georganiseerd door Nationaal Monument Kamp Vught in samenwerking met Stichting Sobibor. Namens onze stichting zijn Christine Gispen-de Wied, Marijke Sterman-Vleeschdraager en Bernolf Kramer aanwezig.
De ceremonie werd dit jaar voor het eerst geleid door twee leerlingen, Chrissie en Reinout, van groep 7 van basisschool De Schalm in Vught. Het laat de kracht van kinderen zien. Maar het staat ook in schril contrast met de levens van de bijna 1300 kinderen in de leeftijd van 0 tot 16 jaar, die nooit de kans hebben gekregen om te ontdekken wat het leven hen te bieden had en na aankomst in Sobibor direct zijn vermoord.
Ik blijf het daarom confronterend vinden als kinderen hardop de namen noemen van andere kinderen. Van leeftijdgenoten die op transport zijn gegaan, via Westerbork naar Sobibor. En als ik daar op 12 juni in Vught zit, samen met mijn dochter, realiseer ik mij nogmaals dat dit nog altijd opnieuw kan gebeuren. En precies daarom ben ik aanwezig, in de zon, met ruisende bomen en kwetterende vogels om mij heen.
De SS neemt begin juni 1943 een ongekende beslissing om ‘orde’ in het kamp te creëren: “Op hoog bevel van elders moeten alle kinderen van 0 tot circa 16 jaar het kamp verlaten…”. Officieel werd gezegd dat de kinderen naar een speciaal ‘Kinderlager’ gingen. De volgende dag werden de namen van de kinderen definitief bekendgemaakt. Moeders en vaders mochten mee. De chaos en verbijstering was groot. Op 6 juni werden de kinderen tot en met 3 jaar, vergezeld door vader en/of moeder, gedeporteerd. Op 7 juni waren de kinderen van 4 tot en met 16 jaar aan de beurt.
Bijzonder was de aanwezigheid van Evelyn Askolovitch-Sulzbach (1938). Zij ontkwam op het laatste moment aan de kindertransporten en overleefde de kampen Westerbork en Bergen-Belsen. Zij bezocht voor het eerst voormalig Kamp Vught. “Ik vertel omdat niemand dit vergeten mag, en ik vertel het nu hier, op dezelfde plaats waar het gebeurd is, in Vught, want we moeten allemaal oppassen, dat zoiets nooit meer kan gebeuren, dat het mogelijk is dat een vreedzaam land waar Christenen en Joden samen leefde, vriendschappelijk, ze hadden dezelfde beroepen: bakkers, kruideniers, dokters, studenten, melkboeren, dat zo een land, bijna van de ene dag op de andere, antisemitisch werd, gehoorzaamde aan de Nazi’s en de Joden doodde.”
Ik was er deze middag samen met mijn dochter van 9. De volgende woorden van Tweede Kamervoorzitter Vera Bergkamp emotioneerde mij om die reden. “Bij herdenken hoort het terug volgen van het spoor. Je inleven in hoe het moet zijn geweest. Je voor te stellen dat het je éigen kinderen zouden zijn, die hier in die jaren zouden moeten rondlopen. Alleen bij de gedachte al sluit de kou zich om je hart. Maar bij herdenkingen hoort óók een boodschap van hoop, met alleen het bewenen van de vermoordde kinderen zouden we ze tekort doen.”
Daar zat ik dan met mijn dochter aan mijn zijde. Een vader met zijn kind, zoals het 79 jaar geleden ook was in Vught. Samen zijn we stil en leggen we bloemen bij het namenmonument. We pakken elkaars hand en woorden zijn niet nodig. We realiseren ons beiden dat wij later die middag gewoon een ijsje kunnen halen. Wij kunnen vlinders vastmaken aan het prikkeldraad bij de kampgracht zonder nare gevolgen. Maar vooral dat wij als een vrij mens de deur uit kunnen lopen… om iets van het leven te maken…
Bernolf Kramer, secretaris