NEDERLANDERS STERVEN IN DE DODENFABRIEK VAN SOBIBUR*.

Ilja Ehrenburg. bekend Russisch journalist, vertelde in een speciaal nummer van de “Independent Jewish Press Service”, dat een dezer dagen [2 september 1944] verscheen, van de dood van vele Nederlanders in de Duitse “dodenfabriek” te Sobibur, Polen.

De dodenfabriek aldaar werd op 15 Mei 1942 geopend. De Duitse naam ervoor was “knopenfabriek”, omdat zij aan de mensen, die uit verschillende landen erheen gestuurd werden, vertelden, dat zij knopen gingen maken.

Ehrenburg laat hier een Nederlands meisje, Selma Weinberg geheten, 21 jaar oud en geboren te Zwolle, aan het woord.

Zij vertelde het volgende: In 1942 was ik met mijn familie in het Westenburg [Westerbork] kamp. Er waren daar 8000 mensen en iedere dinsdag werden er 1000 weggevoerd naar Polen.

De Nederlanders verlieten Westenborg altijd heel kalm, want er kwamen geregeld briefkaarten uit Wlodown [Wlodawa] aan van mensen, die reeds eerder weggevoerd waren. De kaarten waren gedrukt en later hoorde ik, dat de mensen gedwongen werden deze kaarten te ondertekenen aleer zij stierven. Ikzelf vluchtte uit Westenborg en werd verborgen gehouden, maar 2 mijn ouders werden naar Polen gezonden. Toen werd ik verraden en twee maanden lang gevangen gehouden in Amsterdam. Daarna werd ik naar het kamp in Vught gezonden en vervolgens in Maart 1943 naar Polen.

Velen van ons hoopten daar hun familieleden terug te zien. Vóór wij vertrokken, werden wij door Nederlandse verpleegsters verzorgd en eenmaal in Duitsland gingen Duitse verpleegsters de treinen langs en verstrekten medicijnen aan de zieken.

Wie had ooit kunnen denken, dat wij feitelijk ter slachtbank geleid werden. Ik kwam 9 April 1943 in Sobibur aan. Op de binnenplaats van kamp nr. 2 werd aan de mannen geboden zich te ontkleden. Zij werden vervolgens naar kamp nr. 3 gebracht.

De vrouwen moesten een hut binnengaan en zich daar ook ont- kleden. Een Duits officier koos 28 meisjes uit, waartoe ook ik behoorde, voor werk in kamp nr. 2. De rest van de vrouwen en kinderen werd naar kamp nr. 3 gedreven.

Ik bleef 5 maanden in Sobibur en moest de kleren uitzoeken van hen, die vermoord waren. Een Nederlander, die naast mij werkte, kreeg de kleren in handen van zijn eigen vrouw, die met de anderen naar kamp nr. 3 gedreven was. Kamp nr. 3 was het kamp, waarin de mensen gedood werden. Door middel van slangen werd gifgas in de “badhuizen.” gebracht, waarin de mensen n groepen van 750 man omkwamen.

*Sobibor werd in de Russische krant op 2 sept. ’44 als Sobibur geschreven.

DUTCHMEN DIE IN THE SOBIBUR* DEATH FACTORY.

Ilja Ehrenburg, a well-known Russian journalist, recounted in a special edition of the “Independent Jewish Press Service” that appeared on one of these days [September 2, 1944] the deaths of many Dutch citizens in the German “death factory” in Sobibur, Poland.

The death factory there was opened on May 15, 1942. Its German name was the “button factory” because they told the people sent there from different countries that they were going to make buttons.

Ehrenburg lets a Dutch girl named Selma Weinberg, 21 years old and born in Zwolle, speak here.

She told the following: In 1942, I was with my family in the Westerbork camp. There were 8,000 people there, and every Tuesday, 1,000 were deported to Poland.

The Dutch always left Westenborg very calmly because they regularly received postcards from Wlodawn [Wlodawa] from people who had been deported earlier. The cards were printed, and later I heard that people were forced to sign these cards before they died. I managed to escape from Westerbork and was hidden, but my parents were sent to Poland. Then I was betrayed and held captive in Amsterdam for two months. Afterward, I was sent to the Vught camp and then to Poland in March 1943.

Many of us hoped to reunite with our family members there. Before we left, we were cared for by Dutch nurses, and once in Germany, German nurses went through the trains to provide medicine to the sick.

Who could have ever thought that we were actually being led to the slaughter? I arrived in Sobibur on April 9, 1943. On the courtyard of camp number 2, the men were ordered to undress. They were then taken to camp number 3.

The women had to enter a hut and undress there as well. A German officer selected 28 girls, including me, for work in camp number 2. The rest of the women and children were driven to camp number 3.

I stayed in Sobibor for 5 months and had to sort the clothes of those who had been murdered. A Dutchman working next to me got hold of the clothes of his own wife, who had been driven to camp number 3 with the others. Camp number 3 was the camp where people were killed by introducing poison gas into the “bathhouses,” in which people died in groups of 750.

*Sobibor was written as Sobibur in the Russian newspaper on Sept. 2, ’44.

Link naar Amigoe di Curaçao, September 22, 1944: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010405740:mpeg21:a0009

(Aneta).