Foto’s gemaakt door Sake Elzinga
Het ‘ouderentransport’ van 11 mei 1943 naar Sobibor
Dit jaar herdenkt Nederland dat het tachtig jaar geleden is dat er tussen 3 maart en 20 juli 1943 negentien deportatietreinen vanuit Nederland naar vernietigingskamp Sobibor reden, in het oosten van bezet Polen. Met deze treinen werden 34.313 Joden getransporteerd, van wie verreweg de meesten onmiddellijk ter plaatse vergast werden. Een kleine groep werd geselecteerd voor dwangarbeid; van hen keerden er slechts achttien levend terug.
Veel van de Joden op deze transporten naar Sobibor hadden eerder enige tijd in Kamp Vught gezeten. In de laatste jaren zijn we meer te weten gekomen over de mensen om wie het gaat: wie ze waren, waar ze vandaan kwamen en wat hun leeftijd was. Zo kunnen we nu ook meer zeggen over de Joodse Brabanders en Limburgers die in Sobibor werden omgebracht. Zoals de 32-jarige Bertrien Kooperberg uit Geertruidenberg, die op 8 mei 1943 vanuit Kamp Vught naar Westerbork werd gedeporteerd en vandaar op 11 mei naar Sobibor. Kort voor haar vertrek wist ze uit Kamp Vught berichten te smokkelen om haar kennissen in te lichten over haar vreselijke ervaringen.
Een uitzonderlijk transport
Het transport waarvan Bertrien op 11 mei 1943 deel uitmaakte, was uitzonderlijk: de meesten van de 1444 personen aan boord van de trein die hen van doorgangskamp Westerbork naar Sobibor bracht, waren namelijk zieken en bejaarden. Uit nieuw onderzoek blijkt dat er 96 Limburgers in deze trein zaten, van wie slechts drie jonger dan zestig jaar. Zij waren de echtgenote of de dochter van een oudere. Uit Noord-Brabant waren 70 personen afkomstig, van wie er 26 jonger waren dan zestig en 13 jonger dan vijftig.
Deze ouderen waren voor een groot deel mensen van wie de families al generaties lang in die provincies hadden gewoond. Velen hadden de kost verdiend als winkelier of veehandelaar. De stedelingen waren slager of dreven een textielhandel. De Limburgers en ook de geboren Brabanders spraken dialect. Er was nog iets bijzonders aan de taal van deze mensen: ze gebruikten in hun onderlinge communicatie veel Jiddische woorden. Misschien is in de goederentrein die hen tussen 11 en 14 mei 1943 van Westerbork naar Sobibor bracht, nog in deze mengtaal gesproken over de kiloprijs van rundvlees. Dat gebeurde daarna nooit meer. Op 14 mei verdween in Sobibor, tegelijk met de vergassing van deze oude Joodse Limburgers en Brabanders, ook hun met Jiddische woorden doorspekte streektaal.
De niet-Brabanders en niet-Limburgers in dezelfde trein waren eveneens in meerderheid ouder dan zestig jaar (zie tabel). In dit artikel leggen we uit hoe deze opmerkelijke leeftijdsverdeling tot stand kwam. Daarvoor gaan we achtereenvolgens in op de rol van Kamp Vught in de Jodenvervolging; de verdrijving in april 1943 van de laatste Joden uit de Mediene, dat wil zeggen Nederland buiten Amsterdam; de collectieve overplaatsing van grote gezinnen, ouderen en zieken van Vught naar Westerbork in twee transporten op 8 en 9 mei 1943; en de deportatie van de meesten van hen op 11 mei naar Sobibor.
Tabel. Leeftijdsverdeling transport 11 mei 1943 naar Sobibor
Geboren tot 1882 | Geboren tussen 1883 en 1926 | Geboren in 1927 of later | Totaal | |
Provincies waaruit relatief veel oudere Joden werden gedeporteerd | ||||
Noord-Brabant | 44 | 21 | 5 | 70 |
Limburg | 93 | 3 | 96 | |
Gelderland | 128 | 55 | 9 | 192 |
Overijssel | 143 | 32 | 6 | 181 |
Noordelijke provincies met relatief weinig Joden in dit transport | ||||
Groningen | 15 | 4 | 3 | 22 |
Friesland | 3 | 5 | 8 | |
Drenthe | 2 | 1 | 1 | 4 |
Westelijke provincies en steden waaruit relatief minder oudere Joden werden gedeporteerd | ||||
Utrecht | 22 | 17 | 1 | 40 |
Noord-Holland (= Amsterdam) |
190 | 310 | 115 | 615 |
Den Haag en Scheveningen | 61 | 42 | 10 | 113 |
Rest Zuid-Holland | 43 | 52 | 8 | 103 |
Totaal | 744 | 542 | 158 | 1444 |
Exclusief strafgevallen | 719 | 447 | 158 | 1324 |
Bron: Joodsmonument.nl en het onderzoek van Herman van Rens (Limburg) en Frank van Doorn (Noord-Brabant)
Kamp Vught
Het Konzentrationslager Herzogenbusch, meestal aangeduid als Kamp Vught, werd gebouwd in 1942 als het enige door de SS geleide concentratiekamp binnen de grenzen van Nederland. De eerste politieke gevangenen kwamen op 13 januari 1943 aan uit Kamp Amersfoort. Een aparte afdeling van het kamp werd het tweede Durchgangslager für Juden naast Westerbork. De eerste 450 Joodse gevangenen arriveerden op 16 januari 1943 in Vught. Opgeteld voor de hele periode van januari 1943 tot de sluiting in september 1944 zaten er in Vught ongeveer 32.000 mensen gevangen, van wie 12.000 Joden. Omdat Vught een ‘gewoon’ concentratiekamp was, moesten veel gevangenen er werken in arbeidsgroepen, die voor een deel waren ondergebracht in subkampen.
De Joden kwamen voornamelijk langs drie wegen in het kamp: de eerste vijfduizend waren vooral Amsterdamse Rüstungsjuden, Joden die tijdelijk waren vrijgesteld (‘gesperrt’) van deportatie omdat zij werkten in een voor de Duitse oorlogsindustrie belangrijk bedrijf. Ook hun gezinsleden kwamen in Kamp Vught. De tweede groep kwam in april 1943, toen ruim vierduizend Joden van buiten Amsterdam gedwongen werden uit hun woonplaats naar Vught te ‘verhuizen’. Op deze, door de nazi’s Provinzentjudung genoemde actie komen we nog terug. Na april 1943 kwamen, als derde groep, nog 3300 Joden het kamp binnen, bijna allemaal Amsterdammers. Zij hadden in april hun Sperre behouden, maar die was tussen april en september alsnog vervallen.
Vrijwel alle Joodse gevangenen van Vught werden in minstens 25 groepstransporten eerst gedeporteerd naar Westerbork en vandaar verder naar de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor. Twee transporten van Joden vanuit Vught, waaronder dat van het zogeheten Philips-Kommando op 2 juni 1944, gingen niet via Westerbork maar rechtstreeks naar eindbestemming Auschwitz. Met het beruchte Kindertransport van 6 en 7 juni 1943 werden alle Joodse kinderen met een van hun ouders vanuit Vught overgebracht naar Westerbork en vandaar op 8 juni naar Sobibor. Dankzij nieuw onderzoek weten we nu dat aan de wegvoering van de kinderen een veel minder bekend massatransport met hoofdzakelijk ouderen is voorafgegaan. Op 8 en 9 mei moesten namelijk alle mensen die ouder waren dan zestig jaar en kinderrijke gezinnen in de trein naar Westerbork. Zij hadden zich in Vught relatief veilig gevoeld omdat in Westerbork deportatie ‘naar het oosten’ dreigde en in Vught tot dan toe niet. Deze transporten hingen samen met de genoemde Provinzentjudung.
De verdrijving uit ‘de provincie’
Eind maart 1943 kwam het bevel van Hanns Albin Rauter, als hoogste vertegenwoordiger van de SS verantwoordelijk voor de deportatie van de Nederlandse Joden, om acht Nederlandse provincies – alle behalve Noord- en Zuid-Holland en Utrecht – vóór 10 april geheel van Joden te zuiveren. Alle Volljuden uit deze gebieden, met uitzondering van de ‘gemengd gehuwden’, moesten worden verzameld in Kamp Vught. Alle Sperren kwamen hier te vervallen. In veel gevallen reisden de Joden ‘uit de provincie’ op eigen gelegenheid naar Vught. Een 54 seconden durend filmpje laat zien hoe de Joden uit het Noord-Limburgse Gennep op 9 april 1943 zwaaiend afscheid namen van hun buren en naar het station liepen om naar Vught te reizen… Zie: https://youtube.com/watch?v=ZapL82j7XwY&feature=shares.
Eind april trof een soortgelijke verordening ook de Joden uit de provincies Zuid-Holland en Utrecht. De Joden van Noord-Holland buiten Amsterdam waren in een eerder stadium al gedwongen verhuisd naar de hoofdstad. De enige gemeente waar vanaf eind april 1943 Joden nog ‘legaal’ konden verblijven, was Amsterdam. In april ging ook een aantal Joden rechtstreeks naar Westerbork. Dat was deels gedwongen, deels vrijwillig, omdat zij hoopten daar te worden herenigd met hun naaste familieleden. Veel mensen die naar Vught kwamen, betreurden de verdrijving uit hun woonplaats, maar waren ook opgelucht dat ze niet naar Westerbork hoefden. Vanuit dit kamp, zo wisten ze, waren al veel van hun verwanten en vrienden afgevoerd ‘naar het oosten’.
De vierduizend die in april in Vught aankwamen, waren niet evenredig afkomstig uit alle delen van Nederland. Dat had verschillende oorzaken. Een aantal mensen uit de drie noordelijke provincies en uit Utrecht en Zuid-Holland ging niet naar Vught, maar direct naar Westerbork. Bovendien waren er in sommige delen van Nederland begin april 1943 al bijna geen Joden meer. Dat gold met name voor Groningen, Friesland, Drenthe en veel steden in Zuid-Holland. In de provincies Overijssel, Gelderland en Limburg waren op 10 april nog veel ouderen in hun woonplaats aanwezig. Zij maakten deel uit van de groep die naar Vught moest verhuizen. In Noord-Brabant was het aantal ouderen lager dan in de hiervoor genoemde drie provincies omdat hier in enkele gemeenten oudere Joden al in november 1942waren opgehaald.
Van Vught naar Westerbork
Op 8 mei ontstond grote beroering in het Judenlager Vught. Er werd een bericht omgeroepen dat alle ouderen zouden worden overgeplaatst naar Westerbork. David Koker, een Joodse gevangene, hield in Vught een dagboek bij. Hij schrijft over hun vertrek: ‘Oude mensen, gesteund tussen jonge (…), gebogen onder bagage allen, op rug en schouders (…) alsof ze van de ene barak naar de andere gingen en niet naar Polen’. Koker en zijn medegevangenen hadden geen illusies meer over de toekomst: ook in Kamp Vught mochten de Joden niet blijven. 2506 mensen ‘verhuisden’ op 8 en 9 mei in twee transporten van Vught naar Westerbork: gevangenen ouder dan zestig jaar, sommige met een jongere echtgenote of dochter die hen ondersteunde. Ook gezinnen met meer dan drie kinderen werden in deze transporten opgenomen, evenals de 211 patiënten van het kampziekenhuis. In Westerbork kwamen zij terecht in de barakken 57, 58 en 60; meestal man en vrouw in dezelfde barak, maar op een andere rij bedden. De zieken werden opgenomen in een van de ziekenhuisbarakken 81 tot 85.
De trein naar Sobibor van 11 mei 1943
De meeste personen die op 8 en 9 mei van Vught naar Westerbork werden vervoerd, bleven daar slechts enkele dagen. Zij moesten op 11 mei in de goederentrein stappen die hen naar Sobibor bracht, samen met 120 zogenoemde strafgevallen.
Uit de deportatielijst van 11 mei krijgen we een indruk uit welke delen van Nederland de oudere Joodse bewoners van Kamp Vught afkomstig waren. In deze trein bevonden zich 1444 personen. Ruim zeshonderd waren afkomstig uit Amsterdam, kennelijk vooral kinderrijke gezinnen. Meer dan tweehonderd kwamen uit Den Haag, Scheveningen en de rest van Zuid-Holland. Relatief grote aantallen, en dan vooral ouderen, kwamen uit Overijssel (181), Gelderland (192), Noord-Brabant (70) en Limburg (96). De zeventig Joodse Noord-Brabanders waren op dertien personen na allemaal vijftigplussers. Van de Noord-Brabanders kwamen er 52 uit de grootste Joodse gemeenschappen: Eindhoven (negen), Oss (zeventien), ’s-Hertogenbosch (veertien) en Tilburg (twaalf). Verder waren er Joden uit de kleinere gemeenten, zoals Bergen op Zoom, Boxmeer, Cuijk en Geertruidenberg. Onder de Bosschenaren bevonden zich de vier zusters Van der Heijden die op Achter ’t Stadhuis 10 een ‘Joods rusthuis’ hielden. Hun drie gasten waren een maand eerder al naar Sobibor gedeporteerd. Onder de vijf kinderen onder de zestien jaar waren de vier kinderen uit het samengestelde gezin Busnac-Frankenhuis uit Tilburg. Het valt op dat er maar één persoon uit Breda, een strafgeval, op dit transport zat: de reden is wellicht dat daar al in november 1942 veel oudere Joden bij een razzia waren opgepakt en afgevoerd naar Auschwitz.
De Limburgse ouderen waren afkomstig uit de grotere Joodse gemeenschappen: Maastricht (zeventien personen), Sittard (achttien), Heerlen (vier),Roermond (zes), Venlo (vier) en Valkenburg (acht). Maar zij, en dan vooral veekooplieden, kwamen ook uit kleine, vaak agrarische gemeenschappen: Beek (drie), Eijsden (twee), Geleen (twee), Gennep (zes), Grevenbicht (drie), Gronsveld (één) Gulpen (zes), Heer (twee), Kerkrade (twee), Meerssen (twee), Merkelbeek (één), Mook (twee), Schinnen (één) en Vaals (vier).
Relatief weinig gedeporteerden waren afkomstig uit de drie noordelijke provincies (34) en uit gemeenten in Zuid-Holland buiten Den Haag en Scheveningen en uit de provincie Utrecht. Bovendien waren onder de gedeporteerden uit Zuid-Holland, Utrecht, Groningen, Friesland en Drenthe de ouderen minder oververtegenwoordigd dan onder hen die kwamen uit Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. De 120 ‘strafgevallen’ uit Westerbork, die in aparte wagons werden meegestuurd naar Sobibor, waren bijna allemaal jonger dan zestig jaar.
Na drie dagen, op 14 mei, kwam de trein aan in Sobibor. Iedereen was dodelijk vermoeid van de treinreis in de oncomfortabele goederenwagons. Tachtig jonge mannen, merendeels afkomstig uit de groep strafgevallen, werden geselecteerd voor dwangarbeid: het afgraven van natte turf vanuit het kamp Dorohucza. Eén van hen, Jozef Wins uit Amsterdam, overleefde de oorlog. Ook twee jonge Brabanders uit het transport, de 19-jarige Leo Cohen uit Breda en de 24-jarige Herman Jesaijes uit ‘s-Hertogenbosch, werden doorgestuurd naar Dorohucza en zijn daar uiterlijk op 30 november 1943 omgekomen. Maar verreweg de meesten uit de trein van 11 mei, ongeveer 1360 mensen, werden het naast het spoor gelegen kamp binnengeleid, gescheiden in mannen en vrouwen, en vervolgens in groepen van ongeveer vijfhonderd mensen onmiddellijk vermoord in de gaskamer van Sobibor.
Herman en Annelies van Rens-Wilms
Bronnen:
David Koker, Dagboek geschreven in Vught (eerste druk Amsterdam 1977; vierde druk 2006).
Janneke de Moei, Joodse kinderen in het kamp Vught (Vught 1999).
Herman van Rens, Vervolgd in Limburg. Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maaslandse Monografieën 76 (Hilversum 2013).
‘Vertrek van de Joodse families uit Gennep’ op https://youtube.com/watch?v=ZapL82j7XwY&feature=shares
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Frank van Doorn, die promotieonderzoek doet naar de Noord-Brabantse Joden tussen 1930 en 1945; Jeroen van den Eijnde, directeur van Nationaal Monument Kamp Vught; Bernolf Kramer, bestuurslid van de Stichting Sobibor; Bert Oomen, die promotieonderzoek doet naar Kamp Vught; en Arnoud-Jan Bijsterveld, die voor Brabant Herinnert werkt aan Het andere verhaal van Noord-Brabant en de Noord-Brabanders in de Tweede Wereldoorlog.
Jongerentheater over de Sobibor transporten
Van 23 maart tot 6 juli spelen jonge theatermakers de voorstellingenreeks Sjiwwe voor Sobibor. In zeven voorstellingen onderzoeken zeven jongeren nieuwe manieren van herdenken, tachtig jaar na de transporten vanuit Nederland naar vernietigingskamp Sobibor.
In 1943 vertrokken er negentien treinen vanuit kamp Westerbork met als eindbestemming Sobibor. De 34.313 gedeporteerde Joodse Nederlanders en vluchtelingen werden bijna allemaal vrijwel direct bij aankomst vermoord. Van hen wisten slechts achttien te overleven.
Bij het maken van de voorstellingen onderzoeken jongeren van Roestvrij theater uit Dwingeloo het systeem achter de deportaties, de persoonlijke verhalen van de slachtoffers en ontwikkelen zij nieuwe rituelen om te herdenken en te rouwen. Sjiwwe is de zevendaagse rouwperiode in de Joodse traditie, maar betekent ook ‘zitten’ en is het woord voor het getal zeven in Jiddisj.
De zeven korte voorstellingen hebben elk een uniek karakter en worden meerdere keren uitgevoerd op de datum van een transport. De voorstelling van 8 juni wordt tevens in het Vondelpark Amsterdam (1 juni) en Nationaal Monument Kamp Vught (4 juni) gespeeld.
Speeldata
Donderdag 23 maart – Herinneringscentrum Kamp Westerbork – 13:00 uur
Donderdag 13 april – Herinneringscentrum Kamp Westerbork – 11:00 en 13:00 uur
Donderdag 4 mei – Dodenherdenking Nationaal Monument Westerbork
Donderdag 8 juni – Herinneringscentrum Kamp Westerbork – 11:00 en 13:00 uur
Donderdag 6 juli – Herinneringscentrum Kamp Westerbork – 11:00 en 13:00 uur
Extra speellocaties:
Donderdag 1 juni – locatie Vondelpark Amsterdam in samenwerking met Stichting Sobibor
Zondag 4 juni – locatie Nationaal Monument Kamp Vught
Kijk hier voor tijden en het reserveren van gratis tickets.
Sjiwwe voor Sobibor – Jongerentheater over de Sobibor transporten is een samenwerking van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Theater Na de Dam, Roestvrij theater en Stichting Sobibor.
Zondag 20 november (nog tijdens de sluiting van het museum) vindt de jaarlijkse Sobibor-bijeenkomst ter herdenking van de opstand in kamp Sobibor plaats, georganiseerd in samenwerking met het Verzetsmuseum Amsterdam. Thema dit jaar is de soms pijnlijke scheiding van Joodse onderduikkinderen van hun pleegouders na de oorlog.
Hoofdspreker is Thomas Sijtsma, schrijver van het boek Verloren oorlogskind (verkrijgbaar bij o.a. Bol).
Philip Frank en Loek van Mourik vertellen over hun persoonlijke ervaringen.
Aanvang 15.00 uur; inloop 14.30 uur.
Toegang: € 15,00 of € 10,00 voor Vrienden Verzetsmuseum, donateurs Stichting Sobibor, en houders van Museumkaart en Stadspas.
Adres: Plantage Kerklaan 61, 1018 CX Amsterdam
Uitreiking Rachel Borzykowskipenning aan twee Poolse leerkrachten
De Rachel Borzykowskipenning wordt jaarlijks toegekend aan iemand door wiens werk en persoonlijke inzet op bijzondere wijze aan de doelstelling van Stichting Sobibor is bijgedragen: het vergroten van de bekendheid met het voormalige vernietigingskamp Sobibor en alles wat zich daar tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft afgespeeld.
Wie was Rachel Borzykowski
Rachel Borzykowski (1923-1943) was de eerste echtgenote van Jules Schelvis, oprichter van Stichting Sobibor en enige overlevende van het 14e transport vanuit Westerbork naar het nazi vernietigingskamp Sobibor. Rachel en Jules ontmoetten elkaar in Amsterdam. Haar ouders waren vóór de oorlog het antisemitische Polen ontvlucht. Hoewel Rachel in Amsterdam geboren was, werden zij en haar ouders als buitenlanders beschouwd. Toen de bezetter bekend maakte dat buitenlandse Joden zich moesten melden ‘voor werk elders’, besloten ze te trouwen, zodat Rachel de Nederlandse nationaliteit zou verwerven om daarmee deportatie te voorkomen. Vanaf 15 juli 1942 begonnen de transporten vanuit Westerbork van zowel Nederlandse als buitenlandse Joden, in eerste instantie naar Auschwitz. In mei ‘43 werden ze in hun woning gearresteerd en naar Westerbork gestuurd. Vandaar werden ze een week later op 1 juni naar het ‘onbekende’ oosten gedeporteerd. Jules werd na aankomst in Sobibor elders tewerk gesteld. Rachel en haar ouders werden direct na aankomst vergast. Jules Schelvis heeft een groot deel van zijn leven besteed aan het opschrijven en vertellen van wat er in de oorlog met de joden gebeurd was. De manier waarop hij dat gedaan heeft, heeft velen ontroerd, zo ook Koning Willem Alexander, die zijn ontmoeting met Jules Schelvis en het verhaal over Rachel memoreerde in zijn toespraak op 4 mei 2020 op de Dam.
Uitreiking
Dit jaar wordt de penning uitgereikt aan Iwona Kryczka en Joanna Daszczuk, twee leraressen die sinds 2008 hun leerlingen meenemen naar Sobibor. De leerlingen ontmoeten daar Nederlandse nabestaanden van slachtoffers die met Stichting Sobibor de Herdenkingsreis maken. Het uitwisselen van verhalen en ervaringen is indrukwekkend voor beiden: de leerlingen beseffen de realiteit van wat er destijds in de Tweede Wereldoorlog gebeurd is op die plek en praten graag verder over hoe zij omgaan met antisemitisme, discriminatie en onverdraagzaamheid. Het gezamenlijk herdenken in Sobibor en het noemen van namen van Poolse slachtoffers waar de leerlingen zelf naar op zoek zijn gegaan, maakt het intiem en tastbaar. De Zapora school waar de twee leraressen aan verbonden zijn geeft alle ruimte om dit onderwerp binnen de school uit te dragen. Dat dit niet overal in Polen gebeurt, valt regelmatig in de media te lezen. De rector van de school Urszula Slawek is met recht trots dat het werk van haar docenten met deze bijzondere prijs beloond wordt. Stichting Sobibor reikt de twee penningen en het bijbehorende bedrag van €500,- uit op 14 oktober in Sobibor. Veertien oktober is de dag dat de opstand (1943) in Sobibor herdacht wordt. De Nederlandse ambassadeur Daphne Bergsma, een delegatie van de Provincie Gelderland en partnerorganisatie Bildungswerk Stanislaw Hantz zijn bij de uitreiking aanwezig.
In september reisden de deelnemers aan de verdiepingsreis door Oost-Polen langs de grenzen van Oekraïne en Wit-Rusland, in wat eens het Generaal-gouvernement was. Het gebied waar 80 jaar geleden, onder de codenaam Aktion Reinhard, één van de grootste niet-militaire operaties tijdens de Tweede Wereldoorlog plaatsvond. Er werden in 1942 en 1943 ongeveer 1,5 tot 2 miljoen Joden vermoord.
We bezochten de voormalige getto’s van Izbica, Lublin, Chelm, Wlodawa, Siedlce, Piaski en Warschau. De vernietigingskampen Bełżec, Sobibór en Treblinka. De kampen Majdanek en Alter Flughafen in Lublin en in Trawniki de oude steenfabriek. We waren op verlaten en soms ook vergeten Joodse begraafplaatsen, op plekken van massa-executies en massagraven. In Sobibor herdachten we de 34000 Nederlandse Joden die daar zijn vermoord. Het Polin museum liet ons tot slot de duizendjarige geschiedenis en cultuur zien van de Poolse Joden. We spraken over holocausteducatie en over de situatie in buurland Oekraïne.
Een week vol vragen en gedachten over de rol van daders, omstanders en slachtoffers. Het waren uiteindelijk allemaal hele gewone mensen…
“De combinatie van het gebruik van getuigenverklaringen, historische foto’s alsook de aanwezigheid op locaties waar daadwerkelijk de holocaust plaatsvond, geeft een zeer overtuigend en indrukwekkend beeld. Stichting Sobibor slaagt erin om een van de grootste en gruwelijkste niet-militaire operaties van de Tweede Wereldoorlog heel concreet uit te werken, waardoor slachtoffers weer een gezicht krijgen.” Aldus een deelnemer van de 2022-reis, Henk Vlieger.
Kortom: een week vol herinneren door informatie en educatie die op ieder van ons heel veel indruk heeft gemaakt en waar we nog wel even over moet nadenken en stil van zijn… en die een vervolg krijgt in oa onderwijs en ons werk voor Stichting Sobibor.
Bernolf Kramer
Eind 2023 opent het Nationaal Holocaustmuseum. Het wordt het eerste en enige museum dat de geschiedenis van de Jodenvervolging in heel Nederland vertelt. Een geschiedenis van uitsluiting, vervolging en moord. En soms ook van redding, overleving en solidariteit. Hier komen bezoekers te weten hoe de Sjoa heeft kunnen gebeuren, wie de slachtoffers en verantwoordelijken waren – en hoe we kunnen voorkomen dat dit opnieuw gebeurt. Het Nationaal Holocaustmuseum is de plaats waar de slachtoffers worden herdacht en de gevolgen van onverschilligheid en discriminatie, toen en nu, worden besproken.
Een archeologisch onderzoeksteam groef op de plek waar het vernietigingskamp Sobibor stond, om zo de lay-out van het kamp te reconstrueren. Een aantal voorwerpen dat het team in de grond vond, komt naar het Nationaal Holocaustmuseum dat eind 2023 opent in Amsterdam.
Je bent pas vergeten, als we je naam niet meer noemen.’ Het is zondagmiddag 12 juni als bezoekers, genodigden, passanten, nabestaanden en anderen na twee jaar weer samenkomen voor de herdenking van de kindertransporten, jaarlijks rond 6 en 7 juni georganiseerd door Nationaal Monument Kamp Vught in samenwerking met Stichting Sobibor. Namens onze stichting zijn Christine Gispen-de Wied, Marijke Sterman-Vleeschdraager en Bernolf Kramer aanwezig.
De ceremonie werd dit jaar voor het eerst geleid door twee leerlingen, Chrissie en Reinout, van groep 7 van basisschool De Schalm in Vught. Het laat de kracht van kinderen zien. Maar het staat ook in schril contrast met de levens van de bijna 1300 kinderen in de leeftijd van 0 tot 16 jaar, die nooit de kans hebben gekregen om te ontdekken wat het leven hen te bieden had en na aankomst in Sobibor direct zijn vermoord.
Ik blijf het daarom confronterend vinden als kinderen hardop de namen noemen van andere kinderen. Van leeftijdgenoten die op transport zijn gegaan, via Westerbork naar Sobibor. En als ik daar op 12 juni in Vught zit, samen met mijn dochter, realiseer ik mij nogmaals dat dit nog altijd opnieuw kan gebeuren. En precies daarom ben ik aanwezig, in de zon, met ruisende bomen en kwetterende vogels om mij heen.
De SS neemt begin juni 1943 een ongekende beslissing om ‘orde’ in het kamp te creëren: “Op hoog bevel van elders moeten alle kinderen van 0 tot circa 16 jaar het kamp verlaten…”. Officieel werd gezegd dat de kinderen naar een speciaal ‘Kinderlager’ gingen. De volgende dag werden de namen van de kinderen definitief bekendgemaakt. Moeders en vaders mochten mee. De chaos en verbijstering was groot. Op 6 juni werden de kinderen tot en met 3 jaar, vergezeld door vader en/of moeder, gedeporteerd. Op 7 juni waren de kinderen van 4 tot en met 16 jaar aan de beurt.
Bijzonder was de aanwezigheid van Evelyn Askolovitch-Sulzbach (1938). Zij ontkwam op het laatste moment aan de kindertransporten en overleefde de kampen Westerbork en Bergen-Belsen. Zij bezocht voor het eerst voormalig Kamp Vught. “Ik vertel omdat niemand dit vergeten mag, en ik vertel het nu hier, op dezelfde plaats waar het gebeurd is, in Vught, want we moeten allemaal oppassen, dat zoiets nooit meer kan gebeuren, dat het mogelijk is dat een vreedzaam land waar Christenen en Joden samen leefde, vriendschappelijk, ze hadden dezelfde beroepen: bakkers, kruideniers, dokters, studenten, melkboeren, dat zo een land, bijna van de ene dag op de andere, antisemitisch werd, gehoorzaamde aan de Nazi’s en de Joden doodde.”
Ik was er deze middag samen met mijn dochter van 9. De volgende woorden van Tweede Kamervoorzitter Vera Bergkamp emotioneerde mij om die reden. “Bij herdenken hoort het terug volgen van het spoor. Je inleven in hoe het moet zijn geweest. Je voor te stellen dat het je éigen kinderen zouden zijn, die hier in die jaren zouden moeten rondlopen. Alleen bij de gedachte al sluit de kou zich om je hart. Maar bij herdenkingen hoort óók een boodschap van hoop, met alleen het bewenen van de vermoordde kinderen zouden we ze tekort doen.”
Daar zat ik dan met mijn dochter aan mijn zijde. Een vader met zijn kind, zoals het 79 jaar geleden ook was in Vught. Samen zijn we stil en leggen we bloemen bij het namenmonument. We pakken elkaars hand en woorden zijn niet nodig. We realiseren ons beiden dat wij later die middag gewoon een ijsje kunnen halen. Wij kunnen vlinders vastmaken aan het prikkeldraad bij de kampgracht zonder nare gevolgen. Maar vooral dat wij als een vrij mens de deur uit kunnen lopen… om iets van het leven te maken…
Bernolf Kramer, secretaris
Vacatures bij Stichting Sobibor zijn vervuld
– secretaris en bestuurslid Jeugd
Stichting Sobibor stelt zich ten doel het voormalig vernietigingskamp Sobibor onder de publieke aandacht te brengen en de herinnering in stand te houden aan allen die gedeporteerd zijn naar Sobibor, met bijzondere aandacht voor de 34.313 Joden die tijdens WOII vanuit Westerbork in 19 transporten naar het vernietigingskamp Sobibor in het door de nazi’s bezette Polen zijn gedeporteerd en daar, of in de omgeving, zijn vermoord.
Enerzijds richt Stichting Sobibor zich op nabestaanden. Naast het organiseren van herdenkingsreizen, herdenking van de kindertransporten vanuit Kamp Vught, de herdenking van de opstand op 14 oktober en de mogelijkheid om stenen te leggen in de nieuw in te richten gedenklaan in Sobibor, vertegenwoordigen wij ook de nabestaanden als gesprekspartner voor alle zaken rondom het terrein en het nieuwe museum.
Anderzijds richt Stichting Sobibor zich op educatie en de jeugd. In 2015 is de stichting begonnen met een lerarenproject, waarbij docenten uit het middelbaar onderwijs financieel ondersteund worden om onder leiding van de stichting de Aktion Reinhard kampen te bezoeken. Daarmee beogen wij hun kennis over dit stuk van de geschiedenis op een hoger plan te brengen, wat uiteindelijk leidt tot meer kennis en betere kennisoverdracht. Ook is de stichting onderdeel van de jaarlijkse Internationale Jeugd Conferentie in Sobibor, de stichting financiert de reis van enkele scholieren die vier dagen in de omgeving van Sobibor met leerlingen uit andere landen optrekken, Majdanek en Sobibor bezoeken, een rondleiding krijgen door Lublin met de nadruk op de Joodse geschiedenis en gesprekken voeren in internationaal gemengde groepen over hoe in de verschillende landen de geschiedenis beleefd en herdacht wordt.
Stichting Sobibor is een vrijwilligersorganisatie en de bestuurders krijgen geen vergoeding voor het werk wat zij doen. Het bestuur bestaat uit een aantal mensen met een Joodse achtergrond, waarvan hun familieleden zijn omgebracht in Sobibor en een aantal zonder Joodse achtergrond, die vanuit hun wetenschappelijke carrière betrokken zijn of zich betrokken voelen bij Sobibor.
Verantwoordelijkheden secretaris
- voorbereiden bestuursvergaderingen, agenda en notulen
- beheer actiepunten uit vergadering
- beheer info mailbox
Verantwoordelijkheden bestuurslid Jeugd
- Bestuurlijke verantwoordelijkheid Internationale Jeugdconferentie
- Bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het nieuw in te richten Jeugdprogramma in samenhang met de Internationale Jeugdconferentie
- Organisatie en logistiek van de jaarlijks uit te reiken Jules Schelvis Scholierenprijs
De procedures is gesloten, de vacatures zijn vervuld.