“Er reed een trein naar Sobibor. Deze vertrok op 1 juni 1943 vanuit Westerbork, volgepropt met 3006 Joden in vijftig veewagens. Ik was een van hen.”
“Niemand wist wat ons na een enerverende tocht van 72 uur te wachten stond. Dit transport was het veertiende in een reeks van negentien uit Nederland die als eindbestemming Sobibor hadden in het oostelijke deel van Polen. In de periode 2 maart tot 20 juli 1943 werden 34.313 Joden uit Nederland gedeporteerd. Van hen hebben slechts achttien de oorlog overleefd. Een ongekend laag aantal. Na de oorlog bleek dat ik de enige overlevende van mijn transport was.”
In dit boek vertelt Jules Schelvis, oprichter van de Stichting Sobibor, gedetailleerd en invoelbaar over het transport naar, en de aankomst in Sobibor.
Het verhaal is voor de Stichting Sobibor verzorgd in een prachtig, door Mirjam Huffenervormgegeven boekje, dat de donateurs van de stichting dit jaar ontvingen. Ooknieuwe donateursdie dit jaar €25,- of meer overmaken ontvangen het boekje.
Er reed een trein naar Sobibor
Te koop bij Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Prijs: 7,95
Auteur: Jules Schelvis
ISBN: 978-90-72486-50-9
Uitgave: Herinneringscentrum Kamp Westerbork
In Israel is onlangs een monument met plaquette onthuld ter nagedachtenis aan Alexander (Sacha) Pecherski, één van de leiders van de opstand in Sobibor. De onthulling vond plaats ter gelegenheid van de negentigste verjaardag van Semion Rozenfeld.
Als één van de laatst overlevenden van de opstand en bevriend met de al geruime tijd overleden Pecherski had Rozenfeld om dit geschenk verzocht. Het monument staat in de voortuin van het huis waar Rozenfeld woont, een huis voor ouderen aan Derech Hashalom in Tel Aviv.
Menno Paktor (rechts op de foto), bestuurslid van de Jewish Agency for Israel (JAFI) legde op 29 oktober een krans. “Het was voor mij een heel bijzonder moment om kennis te mogen maken met Rozenfeld, alsmede een andere bewoonster, die behoorde tot het deel van het Rode Leger, dat Berlijn in 1945 bevrijdde van het nazi-juk. Op de foto van de kranslegging namens JAFI ben ik te zien, samen met Semion Rozenfeld (midden) en deze dame. Het was een voorrecht dat te mogen doen, als kleinkind van Sobiborslachtoffers.”
Een interview waarin Semion Rozenfeld vertelt over zijn vriendschap met Pecherski kunt u bekijken op onze website Late gevolgen van Sobibor.
Alexander Petsjerski, een van de leiders van de heroïsche opstand in Sobibor, moet postuum tot Held van Rusland worden uitgeroepen.
Alexander Petsjerski
Zo luidt een petitie die onlangs aan de Russische president Poetin werd aangeboden. In de petitie wordt eerherstel gevraagd voor Alexander Petsjerski.
De Israëlische minister van Informatie, Juli Edelsjtein, steunt de actie. De onderscheiding zou moeten worden verleend in oktober 2013. Het is dan zeventig jaar na de opstand.
Alexander Aronovitsj Petsjerski was een luitenant in het Rode Leger. Hij kwam terecht in krijgsgevangenschap en werd naar het vernietigingskamp Sobibor gestuurd, waar hij een opstand wist te organiseren onder de gevangenen. Dankzij deze opstand – die plaatsvond op 14 oktober 1943 – konden bijna driehonderd gevangenen ontsnappen en kreeg het bestaan van Sobibor bekendheid. Na de opstand sloot Petsjerski zich aan bij de partizanen. Terug in het Rode Leger moest hij het strafbataljon in om ‘zijn schuld met bloed af te wassen’.
Hoewel Petsjerski in het Westen wel enige erkenning en bekendheid genoot, was dat in Rusland anders. Hij heeft nooit een militaire onderscheiding gekregen en stierf in 1990 onder armlastige omstandigheden. Tot voor kort was de opstand onder gevangenen in Sobibor zelfs volkomen onbekend in Rusland.
Tot de initiatiefnemers die ijveren voor eerherstel van Petsjerski behoren onder andere oud-strijdmakkers en vrienden van Petsjerski. Onder hen is ook Semion Rozenfeld, eveneens deelnemer aan de opstand in Sobibor en geïnterviewd voor het project Late Gevolgen van Sobibor.
De vondst van een metalen identiteitsplaatje van het zesjarige Joodse meisje Lea Judith de la Penha uit Amsterdam maakt de gruwelen van Sobibor meer dan tastbaar. De betrokken archeoloog spreekt over het meisje als het ‘symbool van Sobibor’.
Het identiteitsplaatje maakt deel uit van een groter aantal vondsten dat de laatste jaren is gedaan in Sobibor. Sinds in 2001 werd gestart met de opgravingen zijn er veel sporen teruggevonden uit de periode van het bestaan van het vernietigingskamp. Naast tanden, botfragmenten en as zijn er de laatste jaren ook sieraden, sleutels en munten ontdekt. De betrokken archeologen, de Israëlische Yoram Haimi, vinder van het identiteitsplaatje, en zijn Poolse collega Wojciech Mazurek hebben veel (resten van) Joodse eigendommen gevonden, zoals brillen, parfumflesjes, kunstgebitten, ringen en horloges. Zelfs een zilveren medaillon met de naam Hanna erin gegraveerd, behoort tot de vondsten.
Aan de hand van de opgravingen is het ook mogelijk geworden om de positie te bepalen van de hekken met het prikkeldraad die om het kamp heen stonden. Ook is de exacte locatie bekend van wat de nazi’s de Himmelfahrtstrasse noemden, het pad waarover de gevangenen naakt naar de gaskamers liepen. Klik hiervoor het volledige artikel op de website van Isgeschiedenis.nl.
Met de vondst van het identiteitsplaatje met daarin gegraveerd de naam Lea Judith de la Penha, haar geboortedatum 11 mei 1937 en haar woonplaats Amsterdam, is het vernietigingskamp op bizarre wijze persoonlijk gemaakt. In 1943 werd zij op zesjarige leeftijd samen met haar ouders opgepakt. Samen met haar moeder en vader werd zij op 6 juli vanuit Westerbork op transport gezet naar Sobibor. Het transport kwam daar op 9 juli aan, de sterfdatum van Lea en haar ouders. Klik hiervoor meer informatie over Lea en haar familie.
In juni 2012 brachten Jules Schelvis, Rozette Kats en Jetje Manheim een bezoek aan het monument De Laatste Blik in Bad-Nieuwschans (gem. Oldambt v/h Nieuweschans).
Direct naast het stationnetje van deze gemeente staat sinds 4 mei 2010 een monument, genaamd De Laatste Blik, ter herinnering aan de vele duizenden die daar tijdens WOII in gesloten veewagons na hun vertrek uit Westerbork de grens passeerden op weg naar de kampen.
De drie Groningse kunstenaars Hein van de Water, Jakobine von Dömming en Els Otten, verenigd in VOF Kunstwerk, waren alle drie aanwezig om de totstandkoming van dit prachtige kunstwerk toe te lichten. Mede door de gesprekken met Jules Schelvis, die zij hadden kunnen voeren voordat zij aan het werk gingen, hadden zij besloten dat in het monument de mensen in de wagons centraal zouden moeten staan. Dit wordt ook uitgelegd in een emaillen bord naast het station, waarop zelfs een foto en citaat uit Jules Schelvis’ boek Binnen de Poorten zijn afgebeeld.
Jules Schelvis, tweede van rechts, met de drie Groningse kunstenaars
Zo kwamen zij uiteindelijk op ‘de laatste blik’, die de mensen vanuit de trein, die in deze grensplaats voor het laatst in ons land stopte omdat daar van locomotief gewisseld moest worden, via de spleten in de wagons nog op Nederland hadden kunnen werpen. De drie kunstenaars drukten dit uit in de vorm van twee tweeëneenhalve meter hoge metalen zuilen als rails, die van boven naar beneden worden verbonden door glas. Aan de voorkant is de kier smaller dan aan de achterkant, zodat je alleen vanaf de voorkant erdoorheen kijkend het landschap kunt zien.
Detail van het monument
Bovenin het glas ziet men de driedimensionale afdruk van een vogeltje, als een vogelvormige leegte. Met een verwijzing naar het Jiddische slaapliedje “Oif a weg sjtejt a boim” (langs de weg staat een boom, gebogen, alle vogels zijn weggevlogen) wil dit het verlies van hoop invoelbaar maken, die met de laatste blik op het Hollandse land gepaard moet zijn gegaan.
Enkele meters voor het kunstwerk ligt een hardstenen plaquette in de grond met de historische feiten.
Met het voorlezen van deze brief opende Annemieke Traag, gedeputeerde bij de provincie Gelderland, woensdag 13 juni de tentoonstelling Post uit de Vergetelheid:
“Geachte Meneer en Mevr. Hierbij stuur ik u deze briefen uit Assen. Mijn man stond bij de trein toen de jüden menschen uit Westerbork werden vervoerd over Assen. In Assen stopte de trein en werden er brieven en kaarten uit de trein gegooid. Een ieder wilde graag zijn post weghebben maar grootendeels werden daar de brieven opgepakt door onze …..! De brieven die mijn man vond zaten geen postzegels op. Dus nu hebben wij het duidelijkste adres gevonden van u daar alle brieven vuil waren. Nu wilden wij graag dat u vooral die andere stumpers even dat berichtje wilde door geven daar dat allemaal in Amsterdam is. Wij hebben nog meer te verzenden dus doen wij veel voor onze jüden. Hopende dat ze spoedig weer terug zullen komen. Ze hebben allemaal moed en wij houden ook moed. Verders de Hartelijke Groeten van een onbekende.”
Rachel Borzykowski-penning naar Doede Sijtsma, Provincie Gelderland
Eerder deze middag reikte Jules Schelvis, overlevende van vernietigingskamp Sobibor, de Rachel Borzykowski-penning uit aan Doede Sijtsma.
Jules Schelvis en Doede Sijtsma
De penning draagt de afbeelding van Jules jonge echtgenote Rachel met wie hij in de oorlog trouwde: “Wij waren jong, zij was 17 en ik 19 jaar, beiden in de overgang van een onbekommerde jeugd naar de volwassenheid. Het dagelijks leven onder Duitse bezetting ging aanvankelijk gewoon zijn gang, maar de steeds talrijker wordende verordeningen tegen de Joden drukte langzamerhand een zwaar stempel op ons bestaan, maar had geen invloed op onze verliefdheid en ons onverwoestbaar zelfvertrouwen.”
Het jonge paar komt echter na een barre treinreis in Sobibor terecht. Schelvis behoorde tot de weinigen die elders tewerkgesteld werden. Rachel, haar ouders en broertje gingen meteen door naar de gaskamers.
Eric Borrias, Jules schelvis, Doede Sijtsma en Janneke de Moei. Borrias en De Moei ontvingen eerder deze onderscheiding.
Sobibor en de provincie Gelderland
Jetje Manheim, voorzitter van de Stichting Sobibor, over de bijzondere band die Doede Sijtsma al tien jaar met Stichting Sobibor heeft: “Het begon allemaal met het aangaan van een jumelage tussen de provincies Gelderland en Lubelskie, waarbij Gelderland, als dank voor de hulp van de Poolse soldaten bij de Slag om Arnhem en de bevrijding van Gelderland, aanbood Lubelskie bij te staan in het toetredingsproces naar het lidmaatschap van de Europese Unie.
Toenmalig Statenlid Hans Esmeijer was eens, voordat hij Statenlid werd, met Jules Schelvis in Sobibor geweest en hij vond het bijzonder dat hij nu, in zijn nieuwe rol, daadwerkelijk iets kon betekenen voor dit voormalige vernietigingskamp.
Hij werd een warm pleitbezorger voor aandacht en steun voor Sobibor, een houding die werd overgenomen door zijn medebestuurders, zeker als zij Sobibor eenmaal bezocht hadden. Er werd een subsidie beschikbaar gesteld om het belangrijke verhaal van Sobibor meer gekend te maken.
Zo kwam het dat Doede Sijtsma, werkzaam bij Bureau Buitenland, in het koude voorjaar van 2003, samen met Marek Bem – de toenmalige directeur van het museum Sobibor – een Masterplan voor de toekomst schreef. Hij overnachtte in een zomerhuisje in de omgeving van Sobibor waar hij zich op temperatuur moest houden aan de warmte van een gasstel.” Vanaf dat moment houdt Sijtsma zich bezig met onder andere de inrichting van een gedenklaan waar nabestaanden een steen kunnen plaatsen, met een internationale tentoonstelling “From the ashes of Sobibor”, de herinrichting van deze plek waar niets meer overgebleven is nadat er in oktober 1943 een geslaagde opstand had plaatsgevonden en de nazi’s het platbrandden.
Hierom en vanwege de steun die hij de vrijwilligersorganisatie Stichting Sobibor ten allen tijde verleent, ontving Sijtsma vandaag deze onderscheiding.
De tentoonstelling is nog te zien t/m 11 juli 2012
Huis der Provincie Gelderland
Markt 11 6811 CG Arnhem
Enkele dagen geleden is bekend geworden dat Ivan / John Demjanjuk is overleden op 91-jarige leeftijd. Stichting Sobibor begeleidde Nederlandse medeaanklagers in het proces dat van 2009 – 2011 werd gevoerd tegen Ivan / John Demjanjuk.
Hier vindt u de requisitoren die werden uitgesproken door de Nederlandse medeaanklagers en in het bijzonder die van Jules Schelvis.
Over het proces dat in Duitsland tegen Demjanjuk is gevoerd zijn twee boeken gepubliceerd in de reeks Verbum Holocaust Bibliotheek. U kunt deze boeken bestellen bij de reguliere boekhandel, via internet of bij de uitgever zelf (zonder portokosten):
– Wim Boevink: Dienstausweis 1393
– Rob Fransman: Het Demjanjuk-proces
In het kader van het project Late Gevolgen van Sobibor werden nabestaanden van slachtoffers van Sobibor en overlevenden van dit vernietigingskamp geinterviewd; zie de website Late Gevolgen van Sobibor.
Introductiefilm voor de website Late gevolgen van Sobibor | Long shadow of Sobibor.
Redactie: Mirjam Huffener, editing: Robin Hancock
Op 13 december 2012 werd voor een groot en enthousiast publiek in het Amsterdamse Joods Historisch Museum de website The Long Shadow of Sobibor gepresenteerd ter afsluiting van het project Late Gevolgen van Sobibor.
Mirjam Huffener, Arie van Dalen, Linda Andriesse, Jetje Manheim, Frank Huffener
Dit project, gemanaged door Mirjam Huffener, was er oorspronkelijk op gericht de medeaanklagers in het proces tegen Iwan/John Demjanjuk te sterken, maar al snel drong het besef door dat de manier van interviewen door prof. Selma Leijdesdorff meer naar boven bracht dan alleen de relatie tot Sobibor en Demjanjuk. Zoals het vaker met projecten gaat ontstond een sneeuwbaleffect, zodat tenslotte naast 22 nabestaanden ook negen overlevenden van de opstand in Sobibor, over de wereld verspreid werden geïnterviewd.
Wat er allemaal voor nodig was om die interviews te kunnen maken en ze op de manier vast te kunnen leggen die nu gepresenteerd kon worden vertelde Mirjam Huffener in haar inleiding van de middag.
Het belang van het interviewproject werd treffend gedefinieerd door prof.dr. Ido de Haan. Na een stok in het hoenderhok te hebben gegooid bij wijze van introductie (“ik heb niet genoeg bagage om mij Jood te kunnen voelen; oorlog alleen is niet genoeg”) schetste hij hoe de wereld eruit ziet voor overlevenden en nabestaanden en wat mensen nodig hebben om het leven in die wereld na de catastrofe te kunnen heroveren: herbeleving als belangrijk onderdeel. En daarvoor moet je iets kunnen terugzien, bezoeken, aanraken van wat verloren ging, ook collectief. Kortom: cultureel erfgoed is nodig, en daarbij gaat het om meer dan woorden alleen. De geschiedenis zelf moet levend gehouden worden en dat vergt onderhoud van plaatsen en artefacten, en uitleg, en educatie. Dat kunnen we vinden in de gepresenteerde interviews.
Maar bovendien en vooral laten daarin mensen hun identiteit zien, die zij heroverd en opnieuw opgebouwd hebben. Die is niet uniform en in veel gevallen “op dezelfde vage manier Joods als de mijne, zeer herkenbaar”. Ook in die zin, aldus De Haan, levert dit project een grote, zeer waardevolle toevoeging aan het Joods Cultureel Erfgoed. Waarvan akte. Vervolgens sprak Doede Sijtsma, bestuursambtenaar bij de Provincie Gelderland, expert op het gebied van de rol die regio’s kunnen spelen binnen internationale samenwerking. In een geestig en coherent verhaal schetste hij hoe de inmiddels tien jaar lange samenwerking tussen Gelderland en de regio Lubelskie in Oost-Polen tot stand kwam en vorm kreeg. Hij bekende trots te zijn op de Gelderse bestuurders, die bijna tegen de verdrukking in Sobibor niet los willen laten, hopelijk ook in de komende jaren. Een uitspraak die wij van harte onderstrepen, nu op hoger niveau door vier landen wordt gewerkt aan plannen om een deugdelijk bezoekerscentrum op het voormalige kampterrein te realiseren en de asvelden in Sobibor te markeren. Wat Sijtsma’s toespraak behalve bewondering voor de duidelijke inhoud vooral achterliet was de aangename herkenning van zijn warme en persoonlijke interesse voor en betekenisvolle steun aan “Sobibor” en het moed gevende inzicht dat echte interesse kan leiden tot grote betrokkenheid.
Vlnr Selma Leydesdorff, Ido de Haan, Frank Affolter; tweede rij Guus en Mary Richheimer en kleinzoon Joël Nataniel Mozes. Daarachter mede-aanklagers.
Prof. Selma Leijdesdorff legde vervolgens aan het publiek uit hoe haar persoonlijke betrokkenheid bij Sobibor èn haar “er tegen kunnen” bepalend zijn geweest voor de interviews. “Een vreselijk of een moeilijk verhaal kun je niet aan iemand kwijt die daar niet mee kan omgaan.“ Het ging om luisteren zonder oordeel, zonder weging van waarheid, wat in het verleden immers alles bepalend was. Sprekend over oral history legde zij uit dat de inzichten in wat geschiedenis is, zijn veranderd. Door betekenisgeving centraal te stellen geef je de geschiedenis een nieuwe betekenis. Hierin staat oral history tegenover de feitelijke geschiedenis en zijn wetenschappelijke beoefenaren. Herinnering en (juridische) getuigenis zijn twee volstrekt verschillende zaken. Dat zag je in de rechtszaal en de hier gepresenteerde interviews maken dat zichtbaar.
In een getoond fragment zagen we, legde ze uit, dat de interviewer luistert naar het historisch bewustzijn van de geïnterviewde, die niet alleen vertelt wat ze zag maar ook het belang duidelijk maakt van wat zij zag.
De interviews, aldus Leijdesdorff, zijn herinneringsmonumenten van de geschiedenis geworden. En daarvan kan iedereen zich vanaf nu zelf overtuigen via de link www.longshadowofsobibor.com.
Tenslotte stelde Joël Nataniel Mozes zich voor: 3de jaars student Europese Studies en kleinzoon van Mary Richheimer-Leijden van Amstel, een der geïnterviewde nabestaanden. Na vertoning van het door hem uitgekozen videofragment, waarin zij vertelde over haar liefdeloze jeugd, beschreef hij kort de warme en liefdevolle band die zijn grootmoeder in haar eigen gezin en met de kleinkinderen had en hij sloot af met de opmerkelijke woorden: “Ik hoop dat de veerkracht van oma in de genen zit en dus ook in mij”.
Het was een mooie bijeenkomst. Niet in de laatste plaats door het optreden van Frank Affolter en Heddy Lester, die heel mooi en ontroerend op verschillende momenten stukken uit hun theatervoorstelling 10 Duizend zakdoeken lieten horen.
In 2009 gingen twee cliënten van ’s Heeren Loo in Ermelo en hun begeleiders met ons mee op Herdenkingsreis. Zij legden in Sobibor vier stenen voor de twaalf bewoners van ’s Heeren Loo. Deze twaalf bewoners, mensen met een verstandelijke beperking, waren in april 1943 in Sobibor omgebracht.
Dit gegeven was aanleiding voor de Stichting Sobibor om Janneke de Moei te vragen een boekje samen te stellen over de ontwikkelingen in zowel de Duitse als de Nederlandse zorginstellingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
In zijn inleiding schrijft Alwin Kapitein het volgende: ‘Op heldere, ongecompliceerde wijze schetst Janneke de Moei eerst de geschiedenis van het moordprogramma Aktion T4 in Duitsland, een programma dat voortkwam vanuit de ideeën van de eugenetica. In het tweede deel vertelt zij over de strijd van de zorginstellingen in het bezette Nederland. In tegenstelling tot Duitsland werd hier geen ‘euthanasie’ toegepast op de bewoners. Nederlandse instellingen hadden te maken met problemen als gedwongen evacuaties, geld- of plaatsgebrek. Er zijn hoopgevende verhalen over verzet en onderduik in de instellingen. Maar er is helaas ook een verhaal over Sobibor. Want uiteindelijk ontkwam ook in Nederland één groep bewoners van de zorginstellingen niet aan deportatie: de Joden.’
Donateurs van de Stichting Sobibor die jaarlijks een bedrag van € 25,- of meer overmaken ontvangen eind oktober een exemplaar van dit boekje.
Op woensdag 26 oktober a.s. organiseert de Oudheidkundige Vereniging van Ermelo een avond over dit thema. Deze wordt gehouden om 19.30 uur in de Immanuel kerk in Ermelo (tegenover het station) en is voor donateurs van de Stichting Sobibor gratis toegankelijk.
Rob Fransman met (rechts) Regina Grüter, schrijver van het voorwoord en (links) Jetje Manheim, die samen met Rozette Kats het nawoord schreef
Medeaanklager én columnist, dat werd Rob Fransman misschien wel tegen wil en dank. Pas kort voor aanvang van het proces-Demjanjuk hoort hij van de mogelijkheid als medeaanklager te kunnen optreden. Zo sluit hij, als 23e, de rij van Nederlandse medeaanklagers. Hij ziet dit als een plicht tegenover zijn in Sobibor omgebrachte ouders Isaac Fransman en Rachel Fransman-Van Lochem.
Vanaf het moment dat hij besluit medeaanklager te zijn houdt hij een weblog bij en doet dat al snel ook voor Radio Nederland Wereldomroep (RNW). Veelvuldig is hij in München in de rechtszaal aanwezig waar hij als dubbel betrokken waarnemer het proces van waarheidsvinding volgt. Als bijvoorbeeld het originele Dienstausweis van Iwan Demjanjuk in de Russische ambassade door de juristen in ogenschouw genomen wordt is Rob Fransman daarbij aanwezig.
De combinatie van medeaanklager en columnist geven hem de unieke gelegenheid zijn ervaringen in deze zaak te beschrijven op een persoonlijke, soms relativerende, soms geëmotioneerde of zelfs humoristische manier.
Op 30 juni 2011 is het boek met de gebundelde columns, uitgegeven door Verbum Holocaust Bibliotheek, feestelijk gepresenteerd bij RNW. Ingesloten is een documentaire op dvd van de reis die Rob Fransman samen met zijn kleindochter maakte naar Sobibor. Stichting Sobibor mocht het nawoord schrijven in dit expressieve verslag van rechtbank- en persoonlijke ervaringen gedurende de anderhalf jaar die het proces-Demjanjuk duurde.
Voor een foto-impressie, volg deze links: 1 en 2 naar foto’s gemaakt door Carlo Huffener.