Jacob Benedik is geboren in Schimmert op 27 januari 1870, een buurdorp van Beek. Hij stamt uit een familie van handelaars, aanvankelijk in dierenhuiden, later in vee en vlees. In 1899 trouwde hij met Johanna Brückheimer (geboren 18 oktober 1875) uit het Duitse Külsheim. Het jonge echtpaar vestigde zich in Beek. Zij kregen samen vier kinderen: Selma (1900), Leo (1902), Bertha (1903) en Fred (1911). Jacob bleef werkzaam als veehandelaar. Het gezin was goed in de Beekse gemeenschap geïntegreerd. Jacob vormde samen met veehandelaar Joep Wolf het bestuur van de Joodse hulpsynagoge in Beek. Samen met Wolf ondertekende Jacob Benedik in januari 1943 een brief waarin zij weigerden de heilige wetsrollen uit de synagoge van Beek elders veilig onder te brengen.
De Jodenvervolging in Limburg verliep in fasen.
Op 24 augustus 1942 werd door lokale politiemensen aan de meeste Joden die jonger waren dan 60 jaar een schriftelijke ‘oproeping’ overhandigd, die hen beval om zich op 25 augustus te melden op een verzamelplaats in Maastricht, om vervolgens te worden overgebracht naar Westerbork.
De beide zoons Leo en Fred Benedik kregen een oproep. Fred dook toen onder met de hulp van twee Beekse vrienden. Leo meldde zich wel in Maastricht. Hij werd op 28 augustus gedeporteerd. Bij een tussenstop in Cosel werd hij uit de trein geselecteerd en ingezet bij dwangarbeid in Silezië. Ergens in 1943 bezweek hij op een onbekende plaats.
Dochter Bertha Benedik was getrouwd met Joseph Sassen. Het echtpaar kreeg twee kinderen, Jacques (1931) en Carla (1933). Het gezin werd in augustus 1942 nog niet opgeroepen, maar werd slachtoffer van de grote razzia in de hele provincie Limburg van 11 november 1942. Alle vier de leden van het gezin werden uit Westerbork gedeporteerd op 16 november. Joseph werd in Cosel geselecteerd voor arbeid en bezweek in 1944 aan de gevolgen van dwangarbeid. Bertha, Jacques en Carla stierven in de gaskamer van Birkenau op 18 november.
Dochter Selma Benedik trouwde met Abraham Nijkerk uit Alkmaar. Het kinderloze echtpaar werd in juni 1942 gedwongen te verhuizen naar Amsterdam en werd op 8 december via Westerbork gedeporteerd naar Birkenau en daar vergast.
In 1943 resteerden in Limburg nog alleen de oudere Joden. Jacob en Johanna Benedik hadden al hun kinderen en kleinkinderen zien vertrekken. In april 1943 werd de provincie judenrein gemaakt. Alle Joden moesten ‘verhuizen’ naar concentratiekamp Vught. Ook Jacob en Johanna Benedik gingen op 8 april naar Vught, zij werden op 8 mei naar Westerbork gebracht. Het was een merkwaardig transport, dat op 11 mei 1943 vertrok naar Sobibor. In de goederentrein bevonden zich oude mensen uit de Mediene. Dit transport kreeg een eigennaam: ‘het Ouderentransport’. Al die ouderen uit de provincie werden op 14 mei in Sobibor vermoord met koolmonoxide.
Bron tekst: Herman van Rens
Foto Jacob Benedik: Selma Benedik
Bronnen:
Herman van Rens, Vervolgd in Limburg. Joden en Sinti in Nederlands-Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog; Maaslandse Monografieën, deel 76; Uitgeverij Verloren B.V., Hilversum, 2013.
Herman van Rens en Annelies Wilms, Tussenstation Cosel. Joodse mannen uit West-Europa naar dwangarbeiderskampen in Silezië 1942-1945; Maaslandse Monografieën, deel 85; Uitgeverij Verloren B.V., Hilversum, 2020.