Category

Nieuws

Kindertransporten Herdenkingen

By Nieuws

In het kader van de 70ste herdenking van de Kindertransporten uit Vught (6 en 7 juni 1943) staan er diverse activiteiten op het programma. Hierbij een overzicht van waar de Stichting Sobibor zoal bij betrokken is.

Zug der Erinnerung
Bestuursleden Mirjam Huffener en Alex Bakker zullen namens de Stichting Sobibor op 4 en 6 juni spreken in Berlijn en Magdeburg (D.). Daar zal op die data “der Zug der Erinnerung” staan, een trein, die een indringende tentoonstelling bevat, gewijd aan deze gruwelijke transporten waarin ook veel Duits-Joodse kinderen zaten, die eerder met of zonder hun ouders in veiligheid gebracht dachten te zijn in Nederland. De trein doet veel stations in Duitsland aan, waar op dat moment ook een tijdelijke perronopstelling staat opgesteld.

Op 4 juni zal de tentoonstelling op Station Friedrichstrasse in Berlijn officieel geopend worden door de ministers Mr André Schmitz (Cultuur) en Mark Rackles (Educatie) van de Berlijnse Senaat (de regering van de stad-staat Berlijn), waarna Mirjam respectievelijk Alex de belangrijkste sprekers zullen zijn. Mirjam zal o.a. getuigen over haar tante, het toen 15-jarige zusje Carla van haar moeder, die in de trein zat. Alex zal fragmenten lezen uit Jules Schelvis’ publicatie “Er reed een trein naar Sobibor”.

Op 6 juni nemen zij nog deel aan een dergelijke herdenkingsactiviteit op Bahnhof Magdeburg, waar de burgemeester de officiële openingsspeech zal houden. De Stichting Sobibor neemt aan dit belangrijke project actief deel uit sympathie en betrokkenheid.

“Der Zug der Erinnerung” heeft inmiddels enkele stations aangedaan en gedurende de eerste dagen al een paar duizend bezoekers en veel publiciteit getrokken. Het is een activiteit van de organisatie Zug der Erinnerung e.V., onder de gedreven leiding van Hans-Rüdiger Minow en wordt onder meer gesteund door de Duitse afdeling Child Survivors, een verbond van overlevende Joodse kinderen.

Expositie
Op vrijdag 7 juni wordt de expositie ‘De Kindertransporten. Vught – Westerbork – Sobibor, juni 1943’ geopend op het terrein van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. De tentoonstelling heeft als basis de door Nationaal Monument Kamp Vught in samenwerking met de Stichting Sobibor ontwikkelde expositie ‘Alle kinderen, ze zijn weg. Kamp Vught, juni 1943’ en is aangevuld door HC Kamp Westerbork. De tentoonstelling is tot en met augustus te zien. U kunt zich aanmelden voor de opening op 7 juni via info@kampwesterbork.nl.

Herdenking Kindertransporten
De Stichting Sobibor en Nationaal Monument Kamp Vught nodigen u uit voor de openbare herdenking van de Kindertransporten op zondag 9 juni in Vught. We starten om 12.15 uur met de herdenking, u bent vanaf 11.30 uur welkom. Er zullen ook tekeningen te zien zijn van Poolse scholieren uit de plaats Wlodawa (nabij Sobibor) over vernietigingskamp Sobibor.

Vier jongeren, vier verschillende verhalen

By Nieuws
Natascha en Tomer in gesprek met Ad van Liempt (foto C. Huffener)

Natascha en Tomer in gesprek met Ad van Liempt (foto C. Huffener)

Dinsdagavond 9 april vond in het Joods Historisch Museum in Amsterdam een speciale avond over de erfenis van de Sjoa plaats. Het thema luidde: ‘Hoe vormt de Sjoa het leven van de derde en vierde generatie?’

 

Ongeveer zestig mensen, van jong tot oud, waren op deze avond afgekomen. De bijeenkomst werd geopend door Denise Citroen, schrijfster van het boek Eén verhaal uit duizenden. Kleinkinderen over de erfenis van de Shoah. Citroen vertelde dat er na decennialang zwijgen nu beduidend meer over de Jodenvervolging wordt gesproken binnen families. Veel overlevenden waren na de oorlog niet in staat om over hun ervaringen te praten of wilden hun kinderen niet ‘belasten’ met hun trauma’s. Het verstrijken van de jaren, maar zeker ook de komst van kleinkinderen heeft binnen veel Joodse gezinnen tot meer openheid geleid. “Er zijn weer drie generaties. De cirkel is rond”, aldus Denise Citroen.

Vragen uit de zaal (foto C. Huffener)

Vragen uit de zaal (foto C. Huffener)

Dat de toenemende openheid niet zondermeer voor iedereen geldt, bewezen de verschillende ervaringen van de vier uitgenodigde jongeren. Onder leiding van tv-maker en historicus Ad van Liempt vertelden Rosanne Hertzberger, David Kwa, Natascha van Weezel en Tomer Pawlicki over de rol die de Sjoa in hun leven speelt.

De niet lang geleden overleden oma van Natascha sprak bijvoorbeeld altijd en overal over de oorlog – “Anderen werden er wel eens gek van, ik vond het juist interessant.” – terwijl bij de opa van David tot op de dag van vandaag het zwijgen overheerst. Ondanks de stilte van zijn opa speelde de Tweede Wereldoorlog wel al vroeg een rol in het leven van David. Dit kwam doordat zijn moeder veel met het onderwerp bezig was. Zo las hij al op jonge leeftijd de strip Maus en wist hij (onbedoeld) de juffrouw op de basisschool te shockeren met een wel erg gedetailleerd opstel over Auschwitz. Dit leidde in de zaal tot de vraag op welke leeftijd kinderen met de geschiedenis van de Jodenvervolging in aanraking moeten (of mogen) worden gebracht. Hier kwam geen eenduidig antwoord op naar voren. Wel werd duidelijk dat alle vier de sprekers de geschiedenis van de Sjoa en de ervaringen van hun grootouders willen doorvertellen aan de volgende generatie(s). De herdenking op 4 mei wordt hierbij als zeer belangrijk ervaren. Rosanne: “Laatst moest er een datum worden geprikt voor een vrijgezellenfeest van een vriendin. Toen stond 4 mei er gewoon tussen. Dat vond ik echt niet kunnen. Die avond is het voor mij Dodenherdenking.”

De vier jongeren met in het midden Ad van Liempt en uiterst rechts Denise Citroen (foto C. Huffener)

De vier jongeren met in het midden Ad van Liempt en uiterst rechts Denise Citroen (foto C. Huffener)

Natascha, een jonge filmmaakster, had een heel sterke band met haar oma. Terwijl haar ouders probeerden de oorlog enigszins bij hun dochter weg te houden, zocht Natascha haar oma juist op om naar haar verhalen te luisteren. Hoewel ze op emotioneel vlak soms grote moeite heeft met haar beladen familiegeschiedenis, put ze er ook inspiratie uit. Zo heeft ze het thema van de aan- of afwezigheid van een Joodse identiteit verwerkt in haar afstudeerfilm Lost and Found. Op dit moment werkt ze aan een boek en een documentaire over Joodse jongeren, hun Joodse identiteit en de plek die de Sjoa inneemt in hun leven. Tomer, geboren in Israël, is zich pas op latere leeftijd gaan verdiepen in zijn Joodse achtergrond. De oorlog was thuis zelden onderwerp van gesprek. Toen hij enkele jaren terug ter voorbereiding op een solo voor de Toneelschool ging nadenken over zijn afkomst, realiseerde hij zich dat het juist dankzij de Tweede Wereldoorlog is dat hij bestaat. Zonder de oorlog hadden zijn grootouders elkaar namelijk hoogstwaarschijnlijk nooit ontmoet en daardoor zijn ouders ook niet. Een constatering waar Tomer zich weleens schuldig over voelt.

Vier Joodse jongeren, vier verschillende verhalen. Dat de erfenis van de Sjoa van invloed is op de derde (en vierde) generatie is echter onmiskenbaar. Stof te over om nog uren over verder te praten. Het interviewproject van Natascha van Weezel, dat moet uitmonden in een boek en een documentaire, zal hier straks een mooie aanvulling op zijn.

Het briefje van Levie Sluijzer

By Nieuws
Het bewaard gebleven briefje

Het bewaard gebleven briefje

Het transport van 6 april 1943 kende slechts twee overlevenden: Selma Wijnberg en Ursula Stern. Naast hun getuigenissen is er ook het briefje van Levie Sluijzer. Een verslag uit de eerste hand van de reis van Westerbork naar Sobibor.

Levie Sluijzer werd op 6 april 1943 gedeporteerd van Westerbork naar Sobibor. Hij sprak met zijn achterblijvende broer af om een briefje aan de onderkant van zijn wagon te verstoppen. De broers wisten dat dezelfde treinen heen en weer reden. Broer Mozes overleefde de oorlog en bewaarde het onthutsende verslag uit de eerste hand. In het boek Vernietigingskamp Sobibor van Jules Schelvis wordt deze geschiedenis uitgebreid beschreven. Het originele briefje maakt deel uit van het Westerbork-archief (Coll. 250i  – inv.nr 1075) van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies.

Transcriptie:

Eerste dag van de reis was al verschrikkelijk. De wagon was tjokvol. Wanneer iemand van de wc gebruik moet maken moet hij over anderen heen klimmen. Vooral voor de zieken is het enorm lastig wanneer die uit de bedden geholpen moeten worden. De stemming is nu al vreselijk, iedereen kift en maakt ruzie. Wanneer de deur dicht is, stinkt het ontzettend en erg benauwd. De deur open, dan tocht het erg. We zitten in pikdonker. ‘s Nachts is het niet uit te houden van de kou. Het is een ontzettende nacht en wanneer we ‘s morgens de deur open maken blijkt dat het hier hartje winter is. eerst komen we krijgsgevangenen tegen. Russen die vriendelijk dag wuiven. De natuur is prachtig. Later op de morgen zien we Joden op de trambaan. Waarschijnlijk Poolse want er staat een P op. Ze zien er behoorlijk uit. ‘s Morgens wordt er door de Groene gevraagd of er soms een paar verrekt zijn en inderdaad, er zijn twee Joden door kou en ellende omgekomen. Ze worden in de bagagewagen geplaatst. Ze rekenen schijnbaar op doden. Maar anderzijds, gezien het lichte werk wat de Poolse Joden doen zie ik het niet zwart in. Inmiddels komen we in warmere omgeving en knappen we wat op. Vele van ons zijn geradbraakt want de banken zijn keihard en door alle naden tocht het. In Duitsland hebben we vele gedeelten gebombardeerd gezien, en eindeloze weilanden maar zonder vee. Dag en nacht wordt doorgereden. Vele Franse krijgsgevangenen hebben we gezien, ook in kampen. Op het station in Hannover kreeg iedere trein een melkketel water. De kruiers (witkielen) waren Joden. De vele kleren die wij aan hebben zijn hard nodig, want ‘s nachts is het bar koud. ‘s Middags komen we in de buurt van Breslau waar we een aantal Nederlandse Joden op het land zien werken. Die waren al negen maanden weg, want Broeks is daar ook bij. Ze wezen op hun mond ten teken dat ze honger hadden maar wij konden ze niets opgooien want er waren Groenen bij. Tegen de avond worden we allemaal een beetje gaar want de banken zijn keihard en doen ons geweldig pijn. Geslapen hebben we niet. De Groenen zijn erg voorkomend en vriendelijk. Valt best mee. Aan de vele stations geven zij ons water en ook brood met worst en jam. Breslau gepasseerd. Allemaal kale vlakten. De nacht is gelukkig voorbij want die zijn erg. Over al komt tocht door en nergens kan je slapen. We zijn allen doodop. Toch is de Joodse humor niet te verslaan, want ondanks alle ellende worden er geintjes gemaakt.

Tegen de morgen staan we stil. Het lijkt dat de spoorlijnen gebombardeerd zijn en we moeten omrijden, dus zal de reis veel langer duren. Ik zie als een berg op tegen de derde nacht want al die tijd zijn we niet uit de kleren geweest, niet gewassen, niets warms gegeten of gedronken. Het is meer als erg. We zien nu op vele plaatsen krijgsgevangenen weken zoals stenen bikken, karren voortduwen enzovoorts onder leiding van Duitse soldaten. De omgeving is prachtig, enorme bergen met bossen begroeid en eindeloze landvlakten. Het is opmerkelijk dat we zo weinig mensen zien en vee helemaal niet. Trouwens, Polen ziet er helemaal armoedig uit. Bij informatie bij Poolse boer blijkt dat we 100 kilometer van Lublin af zijn, dus vanavond zijn we er. Wij hebben er 3 dagen en 2 nachten over gedaan, een bloedreis. De Poolse boer zei dat de Joden neergeschoten waren. Wij hopen op een beter lot. Van dorst geen last gehad want op de stations mochten we melkbussen met water vullen.

PS: stop met die kaarten voor pakketten, is nep, want we kregen niets. Vinder van deze brief moet hem afgeven.

M.S. Barak 69 Westerbork. Geef de groeten aan Moeder.

Een kunstschilder in Sobibor

By Nieuws
Zelfportret Max van Dam op 25-jarige leeftijd. Collectie Joods Historisch Museum, Amsterdam.

Max van Dam

Op dinsdag 23 maart 1943 vertrok de vierde trein vanuit Westerbork naar Sobibor. Van de 1250 mannen, vrouwen en kinderen zou niemand de oorlog overleven. 

Iemand die omstreekst dezelfde datum vanuit Frankrijk op transport naar Sobibor werd gezet, was de Nederlandse kunstschilder Max van Dam.

Max van Dam (*1910) was een zoon van Aron van Dam, SDAP-voorman in Winterswijk, en Johanna Leviticus. Van Dam volgde zijn opleiding onder meer aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. In 1938 deed hij mee aan de Prix de Rome waar hij de tweede prijs won met het schilderij ‘Hagar en Ismael’.

Tijdens de Duitse bezetting werkte Max van Dam aanvankelijk door. Maar toen de situatie voor Joden verslechterde, dook hij onder. Bij zijn vluchtpoging vlakbij de Zwitserse grens ging het mis: van Dam werd opgepakt en in het Franse doorgangskamp Drancy geplaatst. Op 25 maart 1943 moest hij op transport naar Sobibor.

In Sobibor behoorde Max van Dam tot de ‘gelukkigen’ die niet meteen werden vermoord. Hij moest schilderijen maken voor de SS’ers. De SS-man Karl Frenzel getuigde hierover in 1983: ‘Hij hoefde niet op appèl te staan en zijn eten werd hem door medegevangenen gebracht. Ik vroeg hem schilderijen voor de SS-kantine te maken, die niet aan het kamp of aan de oorlog zouden herinneren, het waren uitsluitend landschappen. Er hing ook een door Van Dam gemaakt schilderij van FiFi, de hond van Bauer.’

Na voltooiing van het laatste portret werd Max van Dam vermoedelijk omstreeks 20 september 1943 vermoord.

Bron: www.sobiborinterviews.nl

Wie waren de slachtoffers?

By Nieuws
Gonda Susanna Frank

Gonda Susanna Frank

In 2013 staan we stil bij alle 19 transporten die in 1943 vanuit Westerbork naar Sobibor zijn gegaan. De Stichting Sobibor heeft in het kader hiervan een eigen pagina op de Community Joods Monument aangemaakt.

Gedurende 2013 zullen op deze pagina portretten verschijnen van diverse slachtoffers. Hun naam aan de vergetelheid ontrukken. Dat is ons doel.

Neem bijvoorbeeld Gonda Susanna Frank (zie foto). Slechts 35 jaar oud, toen zij op 5 maart 1943 in Sobibor werd vermoord.

afscheid met een koninklijk randje

By Nieuws
Een Koninklijk afscheid: Rozette (links) en Jetje

Een Koninklijk afscheid: Rozette (links) en Jetje

Tijdens een voor hun georganiseerd afscheidsfeest in kleine kring ontvingen oud-bestuursleden Jetje Manheim en Rozette Kats een Koninklijke onderscheiding uit handen van wethouder en loco-burgemeester Freek Ossel.

 

Jetje Manheim en Rozette Kats ontvingen deze onderscheiding afgelopen zaterdag 26 januari in Amsterdam vanwege hun verdiensten voor de samenleving, en natuurlijk in het bijzonder voor hun niet aflatende inzet de afgelopen jaren ten behoeve van de Stichting Sobibor. Loco-burgemeester Ossel reikte de onderscheidingen uit in het bijzijn van vele vrienden en familieleden. Jetje werd bevorderd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en Rozette kreeg de onderscheiding Lid in de Orde van Oranje-Nassau toegekend. Voor allebei kwam dit totaal onverwacht. Eerst nog wat beduusd, maar stilaan met trots droegen ze de rest van de avond hun opgespelde onderscheiding en lieten ze zich uitgebreid feliciteren door alle aanwezigen.

De avond werd muzikaal omlijst door het trio Huffener, bestaande uit de broers Carlo en Ronald Huffener, en Carlo’s dochter Michelle. Daarnaast waren er speeches van bestuursleden Maarten Eddes en Mirjam Huffener, en had ook oudgediende Jules Schelvis een mooi woord van dank voor Jetje en Rozette.

Mirjam van Dam, de dochter van Rozette, zong samen met man en kinderen een prachtige medley voor moeder, schoonmoeder en oma Rozette. De twee jongetjes (trompet en piano) stalen hierbij de show.

De ooit door Jules Schelvis gemaakte voorzittershamer werd door Jetje overgedragen aan de nieuwe voorzitter Maarten Eddes.  Wij zullen het enthousiasme, de inzet en het gezelschap van Jetje en Rozette zeer missen. Gelukkig blijven ze achter de schermen voorlopig nog wel even betrokken.

nieuw boekje Jules Schelvis

By Nieuws
Er reed een trein naar Sobibor

Er reed een trein naar Sobibor

“Er reed een trein naar Sobibor. Deze vertrok op 1 juni 1943 vanuit Westerbork, volgepropt met 3006 Joden in vijftig veewagens. Ik was een van hen.”

“Niemand wist wat ons na een enerverende tocht van 72 uur te wachten stond. Dit transport was het veertiende in een reeks van negentien uit Nederland die als eindbestemming Sobibor hadden in het oostelijke deel van Polen. In de periode 2 maart tot 20 juli 1943 werden 34.313 Joden uit Nederland gedeporteerd. Van hen hebben slechts achttien de oorlog overleefd. Een ongekend laag aantal. Na de oorlog bleek dat ik de enige overlevende van mijn transport was.”

In dit boek vertelt Jules Schelvis, oprichter van de Stichting Sobibor, gedetailleerd en invoelbaar over het transport naar, en de aankomst in Sobibor.

Het verhaal is voor de Stichting Sobibor verzorgd in een prachtig, door Mirjam Huffener vormgegeven boekje, dat de donateurs van de stichting dit jaar ontvingen. Ook nieuwe donateurs die dit jaar €25,- of meer overmaken ontvangen het boekje.

Er reed een trein naar Sobibor
Te koop bij Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Prijs: 7,95
Auteur: Jules Schelvis
ISBN: 978-90-72486-50-9
Uitgave: Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Eerder verscheen in deze reeks Het Leven niet waard, een geschiedenis van rassenwaan van Janneke de Moei.

onthulling monument Pecherski

By Nieuws

In Israel is onlangs een monument met plaquette onthuld ter nagedachtenis aan Alexander (Sacha) Pecherski, één van de leiders van de opstand in Sobibor. De onthulling vond plaats ter gelegenheid van de negentigste verjaardag van Semion Rozenfeld.
Als één van de laatst overlevenden van de opstand en bevriend met de al geruime tijd overleden Pecherski had Rozenfeld om dit geschenk verzocht. Het monument staat in de voortuin van het huis waar Rozenfeld woont, een huis voor ouderen aan Derech Hashalom in Tel Aviv.


Menno Paktor (rechts op de foto), bestuurslid van de Jewish Agency for Israel (JAFI) legde op 29 oktober een krans. “Het was voor mij een heel bijzonder moment om kennis te mogen maken met Rozenfeld, alsmede een andere bewoonster, die behoorde tot het deel van het Rode Leger, dat Berlijn in 1945 bevrijdde van het nazi-juk. Op de foto van de kranslegging namens JAFI ben ik te zien, samen met Semion Rozenfeld (midden) en deze dame. Het was een voorrecht dat te mogen doen, als kleinkind van Sobiborslachtoffers.”

Een interview waarin Semion Rozenfeld vertelt over zijn vriendschap met Pecherski kunt u bekijken op onze website Late gevolgen van Sobibor.

Petitie eerherstel Petsjerski aangeboden aan Poetin

By Nieuws

Alexander Petsjerski, een van de leiders van de heroïsche opstand in Sobibor, moet postuum tot Held van Rusland worden uitgeroepen.

Alexander Petsjerski

Zo luidt een petitie die onlangs aan de Russische president Poetin werd aangeboden. In de petitie wordt eerherstel gevraagd voor Alexander Petsjerski.

 

De Israëlische minister van Informatie, Juli Edelsjtein, steunt de actie. De onderscheiding zou moeten worden verleend in oktober 2013. Het is dan zeventig jaar na de opstand.

Alexander Aronovitsj Petsjerski was een luitenant in het Rode Leger. Hij  kwam terecht in krijgsgevangenschap en werd naar het vernietigingskamp Sobibor gestuurd, waar hij een opstand wist te organiseren onder de gevangenen. Dankzij deze opstand – die plaatsvond op 14 oktober 1943 – konden bijna driehonderd gevangenen ontsnappen en kreeg het bestaan van Sobibor bekendheid. Na de opstand sloot Petsjerski zich aan bij de partizanen. Terug in het Rode Leger moest hij het strafbataljon in om ‘zijn schuld met bloed af te wassen’.

Hoewel Petsjerski in het Westen wel enige erkenning en bekendheid genoot, was dat in Rusland anders. Hij heeft nooit een militaire onderscheiding gekregen en stierf in 1990 onder armlastige omstandigheden. Tot voor kort was de opstand onder gevangenen in Sobibor zelfs volkomen onbekend in Rusland.

Tot de initiatiefnemers die ijveren voor eerherstel van Petsjerski behoren onder andere oud-strijdmakkers en vrienden van Petsjerski. Onder hen is ook Semion Rozenfeld, eveneens deelnemer aan de opstand in Sobibor en geïnterviewd voor het project Late Gevolgen van Sobibor.

Schokkende archeologische vondst Sobibor

By Nieuws

De vondst van een metalen identiteitsplaatje van het zesjarige Joodse meisje Lea Judith de la Penha uit Amsterdam maakt de gruwelen van Sobibor meer dan tastbaar. De betrokken archeoloog spreekt over het meisje als het ‘symbool van Sobibor’.

Het identiteitsplaatje maakt deel uit van een groter aantal vondsten dat de laatste jaren is gedaan in Sobibor. Sinds in 2001 werd gestart met de opgravingen zijn er veel sporen teruggevonden uit de periode van het bestaan van het vernietigingskamp. Naast tanden, botfragmenten en as zijn er de laatste jaren ook sieraden, sleutels en munten ontdekt. De betrokken archeologen, de Israëlische Yoram Haimi, vinder van het identiteitsplaatje, en zijn Poolse collega Wojciech Mazurek hebben veel (resten van) Joodse eigendommen gevonden, zoals brillen, parfumflesjes, kunstgebitten, ringen en horloges. Zelfs een zilveren medaillon met de naam Hanna erin gegraveerd, behoort tot de vondsten.

Aan de hand van de opgravingen is het ook mogelijk geworden om de positie te bepalen van de hekken met het prikkeldraad die om het kamp heen stonden. Ook is de exacte locatie bekend van wat de nazi’s de Himmelfahrtstrasse noemden, het pad waarover de gevangenen naakt naar de gaskamers liepen.  Klik hier voor het volledige artikel op de website van Isgeschiedenis.nl.

Met de vondst van het identiteitsplaatje met daarin gegraveerd de naam Lea Judith de la Penha, haar geboortedatum 11 mei 1937 en haar woonplaats Amsterdam, is het vernietigingskamp op bizarre wijze persoonlijk gemaakt. In 1943 werd zij op zesjarige leeftijd samen met haar ouders opgepakt. Samen met haar moeder en vader werd zij op 6 juli vanuit Westerbork op transport gezet naar Sobibor. Het transport kwam daar op 9 juli aan, de sterfdatum van Lea en haar ouders. Klik hier voor meer informatie over Lea en haar familie.

Het identiteitsplaatje van Lea Judith de la Penha