Graag maak ik, Marcus de Groot, geboren 23 oktober 1939, gebruik van de mogelijkheid om hier in de rechtszaak tegen Iwan (John) Demjanjuk een kort requisitoir te houden.
Na al hetgeen ik hier gezien, gehoord en gelezen heb ben ik ervan overtuigd dat Iwan (John) Demjanjuk tussen maart 1943 en oktober 1943 in het vernietigingskamp Sobibor werkzaam is geweest en daarmee een onderdeel was van de afgrijselijke moordmachine van de Nazi’s welke geleid heeft tot de dood van mijn ouders
Harriëtte de Groot-Roozendaal, oud 29 jaar (24.02.1914) en
Levie de Groot, oud 38 jaar (15.01.1905)
die op respectievelijk 14 mei 1943 en op 2 juli 1943 zijn vergast.
Verder zijn in Sobibor 1 zuster van mijn vader t.w. Marianne de Groot, oud 36 jaar (04.04.
1907) en een schoonzuster van mijn ouders t.w. Celma Roozendaal-Druif oud 24 jaar (29.07.1918) op respectievelijk 2 juli 1943 en 14 mei 1943 vermoord.
Daar mijn moeder hoogzwanger was, werd gelijktijdig met haar mijn ongeboren broertje of zusje vergast.
Uit mijn stamboom blijkt dat er 68 familieleden waaronder grootouders, ooms, tantes, neven, nichten etc. in de diverse kampen om het leven zijn gekomen waarvan nog eens 20 in Sobibor.
Als oorlogswees stond ik nagenoeg alleen op de wereld en ben uitsluitend bij voor mij vreemde gezinnen ondergedoken geweest en opgevoed met alle psychische gevolgen van dien. Ik ben vele jaren onder psychiatrische behandeling geweest. Ik leed aan zware depressies. De mij behandelde psychiaters zijn allen tot de conclusie gekomen dat mijn emotionele ontwikkeling gatenkaas was. Op 55 jarige leeftijd zag ik mij hierdoor genoodzaakt een mooie managementfunctie op te geven met alle financiële gevolgen van dien.
Zoals ik reeds eerder heb gezegd: “ER IS GEEN DAG IN MIJN LEVEN GEWEEST DAT IK NIET MET DE SHOA BEZIG WAS”.
Geen van de in dit proces gedane beschuldigingen heeft Iwan (John) Demjanjuk zelf tegengesproken. Ook in Holland kennen wij spreekwoord: WIE ZWIJGT STEMT TOE.
Ik verzoek het hof Iwan (John) Demjanjuk schuldig te bevinden en laat de strafmaat gaarne ter beoordeling van het hof.
5 april 2011
Marcus de Groot