Ik ben Philip Jacobs, 88 jaar oud.
Ik ben in Amsterdam in een Joodse familie geboren. Deze familie bestond uit mijn ouders, Samuel en Dora Jacobs, mijn zus Jacoba, mijn broer Martijn en ik. Van mijn familie hebben alleen mijn broer en ik de oorlog en de Jodenvervolging overleefd. Mijn zus Jacoba werd volgens de mij door het Rode Kruis verschafte informatie in november 1942 door de nazi’s in Auschwitz vermoord. Op 18 juli 1943 werden mijn ouders en mijn toenmalige verloofde, de uit Duitsland gevluchte Ruth-Eva Asch samen met meer dan 2000 andere Joden uit het doorgangskamp Westerbork naar Sobibor gedeporteerd. Hun trein was de laatste van in totaal 19 deportatietreinen die uit Westerbork naar Sobibor reisden. Mijn ouders Samuel en Dora Jacobs en mijn toenmalige verloofde Ruth-Eva Asch werden vier dagen later op 23 juli 1943 direct na hun aankomst in het kamp Sobibor door middel van gas vermoord.
In hun naam klaag ik de voormalige kampbewaker John Demjanjuk die hier terechtstaat aan wegens medeplichtigheid aan deze moorden. Ik laat het aan de rechters over, een bij deze misdaad passende straf te bepalen.