Pleidooi van Rub Wurms uitgesproken tijdens het Demjanjukproces (2009-2011).
Achtenzestig jaar geleden ben ik geboren, in een Joods gezin, in Amsterdam. Krap twee maanden daarna, op 27 maart 1943, werden mijn twee halfzusjes Kaatje en Veronica Wurms samen met hun moeder, Rachel Wurms-Buijtekant, opgepakt. Via Kamp Westerbork werden ze op 30 maart 1943 doorgestuurd naar vernietigingskamp Sobibor. Na drie dagen kwamen ze aan, op 2 april, en werden er, na te zijn beroofd en vernederd, diezelfde dag nog vermoord. Mijn zusje Kaatje was 15 jaar oud en ze was doof. Veronica was 13.
Met mijn zusjes en hun moeder is nog een groot aantal leden van mijn familie in Sobibor vermoord. Toen dit proces begon, in het najaar van 2009, nu al weer bijna anderhalf jaar geleden, was ik emotioneel niet goed in staat hun namen voor uw rechtbank uit te spreken. Nu kan ik dat wel en daarom zal ik nu hun namen noemen:
Mijn neef Juda FRANK
geb. 01-09-1913 in Amsterdam
omgebracht 11-06-1943, Sobibor
29 jaar oud
zijn broer, mijn neef Hartog FRANK
geb. 18-08-1915 in Amsterdam
omgebracht 09-07-1943, Sobibor
27 jaar oud
en zijn vrouw, Flora FRANK-WEGLOOP
geb. 12-05-1915, Amsterdam
omgebracht 11-06-1943, Sobibor
28 jaar oud
en hun zoon Meijer FRANK
geb. 02-06-1941
omgebracht 11-06-1943, Sobibor
2 jaar oud
mijn tante Hendrika WURMS-NEETER
geb. 15-03-1894, Groningen
omgebracht 11-06-1943, Sobibor
49 jaar oud
haar dochter, mijn nichtje Judith WURMS
geb. 23-07-1932, Amsterdam
omgebracht 11-06-1943, Sobibor
10 jaar oud
mijn tante Lena WURMS-WORMS
geb. 19-11-1909, Amsterdam
omgebracht 09-04-1943, Sobibor
33 jaar oud
haar dochter Clara WURMS
geb. 14-06-1938, Amsterdam
omgebracht 09-04-1943, Sobibor,
4 jaar oud
mijn tante Saartje FRANK-WURMS
geb. 30-01-1908, Amsterdam
omgebracht 21-05-1943, Sobibor
35 jaar oud
haar zoon Juda FRANK
geb. 05-02-1937, Velsen
omgebracht 21-05-1943, Sobibor
6 jaar oud
en haar dochter Mietje Anna FRANK
geb. 19-07-1939, Velsen
omgebracht 21-05-1943, Sobibor
3 jaar oud
mijn grootvader Levie VOORZANGER
geb. 06-12-1884, Amsterdam
omgebracht 21-05-1943, Sobibor
58 jaar oud
Graag, zo graag, had ik ze allemaal gekend. Zo graag was ik met ze opgegroeid en had ik tegen mijn vriendjes kunnen opscheppen over mijn grote zussen. Die droom werd 68 jaar geleden, lang voordat ik hem kon gaan dromen, in de kiem gesmoord.
Soms probeer ik me voor te stellen, ik kan me daaraan niet onttrekken, wat ze hebben moet doorstaan: de angst, de pijn, het verdriet, de verstikking.
Ik ben niet opgegroeid met ze, heb ze niet gekend. Wist überhaupt niet hoe ze eruit zagen. Tot zondag, 17 oktober 2010. Bij de onthulling van een monumentje voor de door de nazi’s vermoorde dove Joodse kinderen ontmoette ik onverwacht Kaatje’s vroegere schoolvriendin. Ze zaten in dezelfde klas van de – niet-Joodse, algemene – dovenschool in Amsterdam. Ze liet me een klassenfoto uit 1942 te zien, waarop beiden duidelijk te herkennen zijn. Sindsdien draag ik Kaatjes portret bij me.
Dat klasgenootje, nu een vrouw van in de 80, vertelde erbij dat Kaatje een heel vrolijk meisje was en een durfal. Nu, vandaag, voor uw rechtbank, schep ik over haar op. Mijn zusje Kaatje was vrolijk en durfde alles, ondanks haar doofheid. Van Veronica weet ik, tot mijn verdriet, nog steeds heel weinig.
Daarom, om de moord op twee meisjes, kinderen nog, met hun dromen en verwachtingen van het leven dat, dachten ze, nog voor ze lag, om de moord dus op mijn zusjes en mijn andere familie, om de moord op zoveel anderen, vraag ik om veroordeling van verdachte.
Is het tegen verdachte geleverde bewijs dan voldoende is om tot een veroordeling te komen? Het is uiteraard aan uw rechtbank om die vraag te beantwoorden. Ikzelf ben er van overtuigd dat dit het geval is: de verdachte heeft meegedaan, plichtsgetrouw en met inzet. Hij heeft zich eraan kunnen, maar niet willen onttrekken. Hij heeft dat in ieder geval niet gedaan, maar is tot het einde toe de zaak van de moord op de Joden toegewijd geweest.
De verdachte heeft ervoor gekozen om te zwijgen. Daartoe had hij het recht. Hij heeft geen verklaringen afgelegd en was liggend en soms slapend in de rechtszaal aanwezig. Zo probeerde hij zich aan de confrontatie met zijn eigen wandaden, en aan het afleggen van verantwoording tegenover de rechtbank, de openbare aanklager, de Nebenklaeger en hun advocaten, te onttrekken.
De verdachte heeft dus gezwegen, de verdediging heeft geschreeuwd. Daartoe had deze wat mij betreft niet het recht. Hoe dan ook, ik kon er maar niet van onder de indruk geraken. Integendeel, mijn bereidheid tot enig begrip voor het beroep van de verdediging op moeilijke omstandigheden die mogelijk een rol hebben gespeeld bij de afschuwelijke misdaden van verdachte, is zo tot vrijwel nihil gereduceerd.
Ik acht verdachte daarom schuldig aan medeplichtigheid aan moord op heel veel mensen. Onder hen mijn zusjes Kaatje en Veronica Wurms, 15 en 13 jaar oud. Ik verlang daarvoor de maximale straf. Ik acht dat rechtvaardig en ik hoop en bid, dat dit tenminste één massamoordenaar in spe ervan zal weerhouden een massamoordenaar te worden.