“Ik hoop vurig dat alles wat ik hierin heb geschreven ooit nog eens de buitenwereld zal bereiken”.
Klaartje Walvisch werd geboren op 6 februari 1911 in de oude Jodenbuurt in Amsterdam en trouwde in december 1934 met Joseph de Zwarte (Amsterdam, 2 augustus 1911 – 31 maart 1944), zoon van Simon de Zwarte en Mietje Polak. Klaartje was de dochter van Mietje Breemer en Barend Walvisch en het gezin had 11 kinderen, waaronder:
Klaartje,
Rachel (Amsterdam, 15 juni 1916 – Auschwitz, 24 september 1942,
Marianna (Amsterdam, 6 juni 1902, Auschwitz, 27 augustus 1942 samen met haar kinderen Emmy en Isidoor),
Schoontje en
Anna (Watergraafsmeer, 8 maart 1918 – Sobibor, 4 juni 1943). Anna was de vrouw van Barend Tas (Amsterdam, 23 januari 1917 – Mauthausen, 22 augustus 1941). Barend werd opgepakt na de rellen in de Jodenbuurt van 1941, die uiteindelijk de aanzet waren tot de Februaristaking.
Het dagboek handelt over haar verblijf in de Hollandse Schouwburg, doorgangskamp Vught en doorgangskamp Westerbork. Bij haar vertrek uit Westerbork werd ze uitgezwaaid door haar zwager Salomon de Zwarte en hij kon haar dagboek in veiligheid brengen. Klaartje werd enkele dagen later in Sobibor vermoord op 16 juli 1943. “Alles ging aan flarden” werd in november 2009 uitgegeven door Uitgeverij Balans, isbn 9789460032189.
Op 22 maart 1943 wilde Klaartje wat gaan lezen op haar balkon toen er gebeld werd. Over de balustrade keek ze naar beneden waar twee mannen stonden. Die keken naar boven en verzochten Klaartje om open te doen. Toen deze mannen binnen waren deelden ze mede dat ze rechercheurs waren en van de Zentralstelle kwamen en ze wilden niet geloven dat Klaartje alleen met Joseph in dit grote huis woonde. Ze doorzochten het hele huis. Klaartje moest mee, haar schoonzuster – die ook in het huis was – had zich op het balkon verstopt en Klaartje lukte het om haar te waarschuwen. Klaartje werd meegenomen naar het Adama van Scheltemaplein, naar het hoofdkantoor van de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung.
Ontzenuwd
Hierna verhaalt Klaartje over haar verblijf in de Zentralstelle, en daarna in de Hollandse Schouwburg, Vught en Westerbork. Waar ze indringend in slaagt, is het ontzenuwen van de mythe “dat het wel meeviel”, zolang men in de Nederlandse kampen verbleef. Ook in de Nederlandse kampen was het regime sadistisch. Ook in de Nederlandse kampen gingen mensen dood aan ontberingen. Tussen 22 maart en 16 juli verbleef ze vooral in Vught en met name het onmenselijke regime in dat kamp wordt haarscherp geschetst. Ze schreef over tal van voorbeelden, waaronder het onmenselijke kindertransport waar ze, kort voordat ze zelf naar Westerbork moet, getuige van was. Maar ook vertelt ze over dat ze op een avond het Ave Maria hoort zingen, wat hoogstwaarschijnlijk gezongen werd door Louise de Montel.
Zentralstelle
Maar terug naar de Zentralstelle in Amsterdam, de eerste plaats waar Klaartje terecht kwam. Hier schetst ze de enorme chaos in dit voormalige schoolgebouw, de kinderen die alleen maar schreeuwen en huilen en de nacht die volgt waarin ze nauwelijks kan slapen door de onrust en de huilende baby’s en oudere kinderen.
Hollandse Schouwburg
Inmiddels is haar man bij haar gevoegd en gaat ze naar de Hollandse Schouwburg. Ook hier een chaos aan mensen, waarvan een deel verder gedeporteerd zou worden, een ander deel nog even kon blijven. Ze probeerde weg te blijven van de transport naar Westerbork, wat als een voorportaal werd gezien voor een transport naar Polen.
Ze gaat liever naar Vught, en gaat hierbij uit van de commentaren van de Joodse Raad die haar vertelt dat het daar goed moet zijn. Wel beginnen bij haar de twijfels over de bedoeling van de deportaties. “Oude, kreupele, lamme en blinde mensen om en nabij de leeftijd van negentig jaar. De één nog hulpbehoevender dan de ander. Waren dit tewerkgestelden? Zo heette het toch immers? Het smerige en misdadige lag er dik bovenop” (pag 37), verzucht ze. In de schouwburg verbleef ze 12 dagen en in de nacht van 1 op 2 april 1943 gaat ze het onbekende tegemoet en arriveert anderhalf uur later in Vught.
Vught
In Vught verbleef ze de langste tijd. Vught kenmerkte zich door een sadistisch regime, wat al begint bij aankomst als men de tien-minuten durende weg tussen het station en het kamp niet laat lopen, maar de mensen met hun zware bagage laat omlopen over een weg van vijf kwartier. Zo gaan de treiterijen door. Zware stenen in het bos van de ene naar de andere plaats brengen (en weer terug), de ontluizing, het ontzeggen van eten, mishandelingen, het verplaatsen van de slaapplaatsen, het beschimpen van de gevangenen door de bewakers én het scheiden van de mannen en de vrouwen.