Door Jacques Barth en Maria van Beurden Cahn
Vrijdagavond 23 oktober Amsterdam centraal 20.00 uur. Heel Nederland spreekt over een Indian Summer en maakt zich opnieuw op voor een weekend in de zon. Helemaal verlaten is het perron niet. Een handjevol reizigers, middelgrote koffers en rugzak binnen handbereik, wacht op de trein die hen naar Arnhem voert, waar een klein gezelschap zich bij hen zal voegen. Alhoewel ze elkaar nauwelijks kennen hebben ze een gemeenschappelijk reisdoel: Lublin, vlakbij de Pools-Oekraïnse grens. Veel te bepraten hebben ze niet: ‘het is niet zomaar een reis` en ‘wat verwacht je ervan?`, en wat glimlachen. Een dik uur later is het gezelschap compleet en gaat de trein de Nederlands – Duitse grens over. Nog altijd duurt de reis lang. Buiten is het inmiddels donker, het geschud van de trein en zuurstofgebrek maken slaperig. Tegen de tijd dat in Düsseldorf wordt overgestapt op de Jan Kasimier nachttrein naar Warschau is de dufheid toegeslagen. Slaapcoupés worden snel opgezocht en voort gaat het, nog twaalf uur te gaan, op naar de Poolse hoofdstad. Kortstondig ontwaken als de Duitse reisgenoten in Berlijn instappen, maar pas echt wakker als Konin wordt aangedaan. Warschau is dan al niet ver meer.
Jagna Kofta wacht ons stralend op. Handenschuddend, lachend en vertellend over de meest recente politieke gebeurtenissen, grote demonstraties van Vrouwen in het Zwart tegen de archaïsche abortuswetgeving, worden we resoluut naar haar werkplek, het Polin museum, begeleidt. Een warme lunch en rondleiding volgen. Iedereen oogt weer kwiek, hiervoor zijn we gekomen, schitterend, prachtig museum, aardige vrouw. Terwijl Jagna weg struint naar haar zaterdagmiddag demonstratie gaan we weer monter richting station: Lublin wacht op ons. Daar is het stikdonker als we arriveren, alles is probleemloos verlopen, de Duitse reisgenoten nodigen ons uit om in de bus in te stappen die naar het gezamenlijk geboekte hotel, Dom na Podwalu, voert.
Zondagochtend, na ontbijt en rondje voormalig joods Lublin met gids, maken we beter kennis met elkaar. Regie ligt in handen van Stefan van de stichting Bildungswerk Stanislaw Hantz. In koppeltjes luisteren naar elkaars verhaal en dan is het voorstellen van ‘de ander` in de groep. Het werkt, de eerste banden worden gesmeed. Jacques stelt een 43- jarige medewerker uit de auto-industrie voor. Jacques:’ Hij vertelde me dat hij met de reis mee ging om zijn identiteit (mede) te vinden. Zijn grootvader van vaders kant was officier bij de Waffen SS, in een Joegoslavisch kamp. Zijn andere grootvader was communist en had in Buchenwald gevangen gezeten.` En waarom is hij zelf mee op reis? Jacques:’ Ik zit in het bestuur van de Sobiborstichting, maar dat is niet de belangrijkste reden. Ik ben joods en deze reis heb ik nog nooit gemaakt. Veel van mijn familieleden zijn hier, Belzec, Sobibor, vermoord. Wat mij betreft…mijn familie komt gedeeltelijk uit Galicië en ik wilde de plekken bezoeken waar ze vandaan kwamen. Rzeszow, de thuisstad van mijn vader, die een grote joodse bevolking had. Ruim 25 duizend joden en wat is daar nu van over? Het huis waarin mijn vader en zijn familie woonden dat staat er nog, maar ik kon geen enkel monument vinden dat aan hen herinnerde. De twee grote synagogen van de stad doen dienst als archief en kunstgalerie en zijn ontdaan van hun Mageen David. De begraafplaats is een park geworden. En de stenen? Vernield? Elders opgestapeld of hergebruikt! Toch ongelooflijk dat een land waarin de joden zolang hebben gewoond opnieuw zijn jaloerse kanten laten zien?!`
Maandag tot en met vrijdag: bus in en bus uit, uren zijn we onderweg, bezoeken Izbica, Belzec, Treblinka, Majdanek, Sobibor, stoppen op verzamelplekken (Umschagplatzen), stations, synagoges (Wlodawa), ghetto’s, soms stoppen we midden in een open veld en zijn om ons heen overal boeren aan het werk. De tijd schrijdt voort, ze doen hun werk, voor hen geen Holocaust. We krijgen lezingen over antisemitisme, daders, Aktion Reinhard, joods leven en herinneringspolitiek in na-oorlogs Polen en over Holocaust-kunst. Het is overladen programma, we worden vreselijk moe, de ontmoetingen met Poolse scholieren en hun gedreven docenten werken als een balsem. De gesprekken zijn diepgravend, veel vragen en antwoorden? Jacques:’ Een van de Nederlandse deelneemsters vroeg mij: ’ Waarom de joden ? Tja… waarom de joden?`
‘We reden door het Galiciaanse platteland en de schoonheid is opvallend. Heuvels, dorpjes, leuke, kleurige en verzorgde huizen. De rust en het gevoel van vrijheid contrasteren met het geweld van de Holocaust. Dan kom je in Brzostek en ziet ineens een kleine joodse begraafplaats met herstelde graven. Blijkt in 2012 heringericht te zijn door een Amerikaanse familie. En je denkt: ‘Wat een lieflijk dorp, maar in 1942-3 zijn hier in de bossen ruim 600 joden vermoord en tienduizenden anderen zijn afgevoerd en vermoord in Belzec…Het zijn vreemde plekken, alles loopt door elkaar heen. Krijgsgevangenen, joden, strafgevangenen, barakken, wreedheden, Lublin dat nagenoeg uitkijkt over Majdanek…En je beseft dat hier overal joden leefden en er niets over is. Alle joodse deelnemers aan de reis hadden het moeilijk.` En hoe zit het met de andere deelnemers aan de reis? Dit verslag vertelt het niet…
Op vrijdagavond is iedereen bijna te moe om fatsoenlijk afscheid van elkaar te nemen. De Duitsers vertrekken zaterdagochtend al vroeg naar Warschau, de Nederlands vliegen laat in de middag via Warschau terug naar Schiphol. In de resterende uren is er opnieuw Jagna Kofta die een rondleiding verzorgd die door het voormalige getto naar Mila 18 gaat. De menselijke restanten van de heldhaftige joodse verzetsstrijders van de opstand liggen onder een heuveltje, waar we overheen lopen. Met de mobieltjes worden de laatste van vele honderden foto’s geschoten, we gaan bijna terug naar huis. De verdiepingsreis is voorbij, een beetje, voor even, want eigenlijk…eigenlijk gaat het nooit voorbij.